25378 |
het ruggemerg doorsnijden of -steken |
genik doorsteken:
jǝnik dørxštēxǝ (Q121p Kerkrade),
knikken:
knikǝ (Q121p Kerkrade),
nekken:
nɛkǝn (Q121p Kerkrade)
|
Het ruggemerg doorsnijden of -steken, opdat het dier sneller doodgaat. [N 29, 38; N 28, 6; monogr.]
II-1
|
27853 |
het schietgat laden |
bezetten:
bǝsɛtsǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
laden:
lānǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De schietlading in het schietgat plaatsen. Wat betreft het woordtype "bezetten", hierbij is sprake van een begripsverwarring. Volgens zowel de Mijnbouwkundige Nomenclator (pag. 61) als Vanwonterghem (pag. 64) en Lochtman (pag. 73) wordt deze term gebruikt voor "het afsluiten van een met springstof gevuld gat met behulp van een prop" (zie ook het lemma Opproppen). Volgens MBK II, pag. 33 verstaat men onder "bezetten": "het aanbrengen van de lading in het boorgat door of onder onmiddellijk toezicht van de schiethouwer." Het woordtype "bezetten" komt dan ook zowel voor in dit lemma als in het lemma Opproppen. [N 95, 405; monogr.]
II-5
|
25443 |
het vlees in stukken snijden |
stukkeren:
støkǝrǝ (Q121p Kerkrade),
štøkǝrǝ (Q121p Kerkrade),
štøkǝrǝn (Q121p Kerkrade)
|
Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.]
II-1
|
25441 |
het vlees laten besterven |
afsterven:
āfštɛrvǝ (Q121p Kerkrade),
laten afsterven:
lǭtǝ ǭfštɛrvǝ (Q121p Kerkrade)
|
Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.]
II-1
|
25558 |
het voorrijzen buiten de trog |
gaan laten:
joa losǝ (Q121p Kerkrade)
|
De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c]
II-1
|
25557 |
het voorrijzen in de trog |
gaan laten:
joa losǝ (Q121p Kerkrade),
voorgang:
vȳrjaŋk (Q121p Kerkrade)
|
Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (± 50 kg). De gist (± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a]
II-1
|
19768 |
het vuur aansteken |
aandoen:
āduə (Q121p Kerkrade)
|
aandoen, aansteken
III-2-1
|
19415 |
het vuur doven |
fluiten gaan:
\"fleute\ (Q121p Kerkrade),
hemelen:
\"himmele\ (Q121p Kerkrade),
laten uitgaan:
⁄t vūūr lòsse ōēsjoa (Q121p Kerkrade),
uit laten gaan:
der kachel oes lossen goa (Q121p Kerkrade),
uitgaan:
oesgao (Q121p Kerkrade)
|
doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
20678 |
hete bliksem |
hemel en aarde:
himmel en eèd (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
hémmel-en-aet (Q121p Kerkrade)
|
Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20404 |
heten |
heten:
heesje (Q121p Kerkrade)
|
heten
III-2-2
|