e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het ruggemerg doorsnijden of -steken genik doorsteken: jǝnik dørxštēxǝ (Kerkrade), knikken: knikǝ (Kerkrade), nekken: nɛkǝn (Kerkrade) Het ruggemerg doorsnijden of -steken, opdat het dier sneller doodgaat. [N 29, 38; N 28, 6; monogr.] II-1
het schietgat laden bezetten: bǝsɛtsǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), laden: lānǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De schietlading in het schietgat plaatsen. Wat betreft het woordtype "bezetten", hierbij is sprake van een begripsverwarring. Volgens zowel de Mijnbouwkundige Nomenclator (pag. 61) als Vanwonterghem (pag. 64) en Lochtman (pag. 73) wordt deze term gebruikt voor "het afsluiten van een met springstof gevuld gat met behulp van een prop" (zie ook het lemma Opproppen). Volgens MBK II, pag. 33 verstaat men onder "bezetten": "het aanbrengen van de lading in het boorgat door of onder onmiddellijk toezicht van de schiethouwer." Het woordtype "bezetten" komt dan ook zowel voor in dit lemma als in het lemma Opproppen. [N 95, 405; monogr.] II-5
het vlees in stukken snijden stukkeren: støkǝrǝ (Kerkrade), štøkǝrǝ (Kerkrade), štøkǝrǝn (Kerkrade) Als één der helften van het gekloofde dier verwerkt wordt, snijdt men deze eerst in enkele grote, wat handzamer stukken. [N 28, 98; monogr.] II-1
het vlees laten besterven afsterven: āfštɛrvǝ (Kerkrade), laten afsterven: lǭtǝ ǭfštɛrvǝ (Kerkrade) Na het verwijderen der ingewanden e.d. en het schoonmaken laat men het vlees hangen om het te laten afkoelen en opstijven. De volgende dat wordt het verder verwerkt. Enerzijds is dit een eis van de keuringsdienst (eventuele ziektes e.d. zijn dan makkelijker te constateren), anderzijds komt dit besterven volgens velen de smaak van het vlees ten goede. [N 28, 95; monogr.] II-1
het voorrijzen buiten de trog gaan laten: joa losǝ (Kerkrade) De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c] II-1
het voorrijzen in de trog gaan laten: joa losǝ (Kerkrade), voorgang: vȳrjaŋk (Kerkrade) Volgens de informant van P 56 worden de grondstoffen in de trog of de machine gebracht. Eerst de bloem (¬± 50 kg). De gist (¬± 1 kg) wordt opgelost in water. Dit mengsel wordt op de bloem gegoten, waarin eerst een soort trechter is gemaakt. Dit alles laat de bakker ongeveer 15 minuten staan. Dit is dan wel het voorrijzen in de trog. [N 29, 24b; N 29, 24a] II-1
het vuur aansteken aandoen: āduə (Kerkrade) aandoen, aansteken III-2-1
het vuur doven fluiten gaan: \"fleute\ (Kerkrade), hemelen: \"himmele\ (Kerkrade), laten uitgaan: ⁄t vūūr lòsse ōēsjoa (Kerkrade), uit laten gaan: der kachel oes lossen goa (Kerkrade), uitgaan: oesgao (Kerkrade) doven, laten uitgaan, gezegd van vuur in de kachel [N 07 (1961)] III-2-1
hete bliksem hemel en aarde: himmel en eèd (Kerkrade), Syst. WBD  hémmel-en-aet (Kerkrade) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heten heten: heesje (Kerkrade) heten III-2-2