29940 |
hoektroffel |
ecktroffel:
ɛktrufǝl (Q121p Kerkrade),
smeertroffel:
šmīrtrofǝl (Q121p Kerkrade)
|
Metselwerktuig om hoeken te bepleisteren. Het blad van de hoektroffel is V-vormig gebogen en biedt op deze wijze de mogelijkheid een zuivere lijn van het pleisterwerk te verkrijgen. Zie afb. 1c. In K 278 kende men 'hoekpleisters' voor een buitenhoek ('vør nǝn˱ bø̜̄jtǝnhuk') en voor een binnenhoek ('vør nǝn˱ benǝnhuk'). Ook de invuller uit Q 83 maakt dit onderscheid. Volgens de invuller uit Q 198a wordt de hoektroffel niet gebruikt door de metselaar, wel door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(troffel)' en '-(truweel)' het lemma 'troffel'. [N 30, 8b; monogr.]
II-9
|
30073 |
hoekzetter |
eckenbouwer:
ɛkǝbǫwǝr (Q121p Kerkrade),
eckenmurer:
ɛkǝmȳrǝr (Q121p Kerkrade)
|
Metselaar die de hoeken van een bouwwerk opmetselt. Uit woordtypen als 'bekwame metser' (K 353), 'beste vakman' (Q 202) en 'vakman' (Q 121c) blijkt dat de hoekzetter een goed vakman moet zijn. Uit de opmerkingen van een aantal invullers wordt duidelijk, dat men in het onderzoeksgebied slechts zelden zonder profielen werkte. Dit laatste verschijnsel was vooral in Duitsland bekend. [N 31, 9d; monogr.]
II-9
|
22358 |
hoepel |
reep:
reep (Q121p Kerkrade),
De jonge sjpieële mit de refe.
reef (Q121p Kerkrade),
ring:
rink (Q121p Kerkrade),
Iech jon mit dr - lofe.
rink (Q121p Kerkrade)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Band, hoepel. || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || Ring, kring, hoepel.
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
ringlopen:
rinklofe (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || Hoepelen.
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
repenrok:
rieperrok (Q121p Kerkrade)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18017 |
hoest |
hoest:
hos (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina / Domaniale)]
[Julia])
|
Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964]
II-5
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoste (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
hosten (Q121p Kerkrade),
hōste (Q121p Kerkrade),
kuchen:
Lang en hevig hoesten.
kīēche (Q121p Kerkrade)
|
hoesten [ZND A2 (1940sq)] || hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
25414 |
hoeven verwijderen |
hoeven afhouwen:
ājhǫwǝ (Q121p Kerkrade),
met bijlen afhouwen:
mɛt bęjǝlǝ āfhǫwǝ (Q121p Kerkrade)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoear schong (Q121p Kerkrade)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18258 |
hoge hoed |
cilinder:
tseliender (Q121p Kerkrade),
zilinder (Q121p Kerkrade)
|
hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || hoge hoed
III-1-3
|