e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoektroffel ecktroffel: ɛktrufǝl (Kerkrade), smeertroffel: šmīrtrofǝl (Kerkrade) Metselwerktuig om hoeken te bepleisteren. Het blad van de hoektroffel is V-vormig gebogen en biedt op deze wijze de mogelijkheid een zuivere lijn van het pleisterwerk te verkrijgen. Zie afb. 1c. In K 278 kende men 'hoekpleisters' voor een buitenhoek ('vør nǝn˱ bø̜̄jtǝnhuk') en voor een binnenhoek ('vør nǝn˱ benǝnhuk'). Ook de invuller uit Q 83 maakt dit onderscheid. Volgens de invuller uit Q 198a wordt de hoektroffel niet gebruikt door de metselaar, wel door de stucadoor. Zie voor de fonetische documentatie van de woorddelen '-(troffel)' en '-(truweel)' het lemma 'troffel'. [N 30, 8b; monogr.] II-9
hoekzetter eckenbouwer: ɛkǝbǫwǝr (Kerkrade), eckenmurer: ɛkǝmȳrǝr (Kerkrade) Metselaar die de hoeken van een bouwwerk opmetselt. Uit woordtypen als 'bekwame metser' (K 353), 'beste vakman' (Q 202) en 'vakman' (Q 121c) blijkt dat de hoekzetter een goed vakman moet zijn. Uit de opmerkingen van een aantal invullers wordt duidelijk, dat men in het onderzoeksgebied slechts zelden zonder profielen werkte. Dit laatste verschijnsel was vooral in Duitsland bekend. [N 31, 9d; monogr.] II-9
hoepel reep: reep (Kerkrade), De jonge sjpieële mit de refe.  reef (Kerkrade), ring: rink (Kerkrade), Iech jon mit dr - lofe.  rink (Kerkrade) a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || Band, hoepel. || Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || Ring, kring, hoepel. III-3-2
hoepelen ringlopen: rinklofe (Kerkrade, ... ) b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || Hoepelen. III-3-2
hoepelrok repenrok: rieperrok (Kerkrade) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoest hoest: hos (Kerkrade  [(Wilhelmina / Domaniale)]   [Julia]) Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964] II-5
hoesten hoesten: hoste (Kerkrade, ... ), hosten (Kerkrade), hōste (Kerkrade), kuchen: Lang en hevig hoesten.  kīēche (Kerkrade) hoesten [ZND A2 (1940sq)] || hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hoeven verwijderen hoeven afhouwen: ājhǫwǝ (Kerkrade), met bijlen afhouwen: mɛt bęjǝlǝ āfhǫwǝ (Kerkrade) Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.] II-1
hoge herenschoen hoge schoen: hoear schong (Kerkrade) herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)] III-1-3
hoge hoed cilinder: tseliender (Kerkrade), zilinder (Kerkrade) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] || hoge hoed III-1-3