id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19974 | houtmolm | molm: mólm (Kerkrade) | molm III-2-1 |
31880 | houtrasp | raspel: raspǝl (Kerkrade), rijfijzer: rīf˱īzǝr (Kerkrade [(grove rasp)] ) | Staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van hout. Zie ook afb. 57. De houtrasp wordt gebruikt om een werkstuk een eerste, voorlopige bewerking te geven. Het ruwe oppervlak wordt vervolgens met een houtvijl verder glad gemaakt. [N 33, 99; N 53, 144a; N 64, 53h; monogr.] II-12 |
34595 | houtrong | houtbok: hōtsbok (Kerkrade) | Werd vooraan op de hoogkar geplaatst wanneer men hout wilde vervoeren. De houtrong bestaat uit een rongblok, twee rongstokken en een raam. De twee rongstokken bevinden zich aan weerszijden van het rongblok; het rechthoekig of trapeziumvormig raam staat in het midden op het rongblok. Dit raam beschermt het paard tegen de druk van de lading, terwijl de rongen de lading op haar plaats houden. Hoewel bij heel wat opgaven een betekenisaanduiding gegeven wordt, is het vaak onduidelijk of twijfelachtig wat er precies bedoeld wordt, omdat sommige woordtypen zowel als benaming voor "houtrong in zijn geheel" als voor "rongblok" en "raam" voorkomen. Toch is hier gekozen voor een vierdeling van het lemma: de opgaven waarbij geen betekenisindicatie gegeven werd, zijn vooraan geplaatst; de opgaven waarbij die indicatie er wel was, zijn naargelang de betekenis ondergebracht onder A. de houtrong in zijn geheel, B. het rongblok of C. het raam. [N 17, 7a-b + 40 + add; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2c] I-13 |
30747 | houtschilderen | masern: māzǝrǝ (Kerkrade) | Het nabootsen van hout met behulp van verf. Het houtschilderen bestaat uit het aanleggen, het maken van vlammen en draden, en het glaceren. Zie ook het lemma 'Glaceren'. [N 67, 85a] II-9 |
19797 | houtskolen | ameren: oͅamərə (Kerkrade) | gloeiende houtskolen III-2-1 |
19629 | houtskool | ameren: oamǝrǝ (Kerkrade), houtskool: hōtskoͅal (Kerkrade), krichelskolen: krexǝlskoalǝ (Kerkrade), krichelskool: krexəlskoͅal (Kerkrade) | De verbrande houtresten. Deze worden bewaard ofwel onder de oven of buiten onder de oven of in een hoek van het bakhuis (Weyns 41). De as dient wel als weidebemesting of wordt rond salade, kolen en bonen gestrooid om de slakken ervan af te houden (Weyns 41). [N 29, 11a; OB 2, 2b; OB 2, add.; OB 2, 2f; monogr.] || houtskool || houtskool, gedeeltelijk uitgebrande kolen II-1, III-2-1 |
25518 | houtskool verwijderen | reinmaken: reŋmāxǝ (Kerkrade) | Het eventueel bij het werkwoord opgegeven zelfstandig naamwoord "houtskool" of heteroniemen hiervoor worden niet gedocumenteerd. Zie voor de fonetische documentatie van deze woorden het lemma ''houtskool''. [N 29, 11b; OB 2, 2b; monogr.] II-1 |
23559 | houtskool voor het wierookvat | krikkelskool: krichelskoal (Kerkrade) | Houtskool, kooltjes voor het wierookvat [költjes, köölkes, krichelskoaële, holtskaol?]. [N 96B (1989)] III-3-3 |
19476 | houtspaander | fidibus: fielepoes (Kerkrade), filəpus (Kerkrade), fimp: fɛmp (Kerkrade) | houtspaander (om de pijp mee aan te steken) || spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] III-2-1 |
31803 | houtsplinter | splinter: špleŋktǝr (Kerkrade) | Afgesprongen of afgeslagen klein stukje hout. [N 55, 188a-b; RND 6; L monogr.; monogr.] II-12 |