e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
iets opkroppen opkroppen: ópkröppe (Kerkrade) zijn verdriet of ongenoegen proberen verborgen te houden [opkroppen, kroppen] [N 85 (1981)] III-1-4
ijken ijchten: eechte (Kerkrade) gewicht nakijken om vast te stellen of ze het juiste gewicht hebben en, indien nodig, ze het juiste gewicht geven [ijken, ijkenen, pegelen] [N 89 (1982)] III-3-1
ijlen brazelen: brazele (Kerkrade) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, razen, raaskallen, delireren). [N 84 (1981)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Kerkrade, ... ), ī.s (Kerkrade), Opm.: gerekt.  ies (Kerkrade) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsbaan ijsbaan: iesbaan (Kerkrade) Glijbaan. III-3-2
ijsberen nautzen: nautze (Kerkrade), unruhig (du.) heen en weer lopen: onrui-ig hin en weer loafe (Kerkrade) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsheiligen ijsheiligen: ieshillieje (Kerkrade) 12-14 mei, de ijsheiligen [ieshillieje]. [N 96C (1989)] III-3-3
ijsje ijsschuitje: ies’sjütsje (Kerkrade) ijshorentje III-2-3
ijskoud ijskoud: ies⁄kaod (Kerkrade), ies⁄kauw (Kerkrade) ijskoud III-4-4
ijsmuts ijsmuts: iesmutsch (Kerkrade) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3