e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inkerven eng inkerven: eŋ ekɛrvǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), inkerven: ̇ekɛrvǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), voorkolen: vȳrkoǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), zich inkerven: zix ekɛrǝvǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma]) Een kerf in de koollaag maken. Daardoor verschaft de houwer zich een gunstige positie voor de ontkoling van het stuk in verband met de stand van de splijtvlakken. Respondenten uit Q 121 en Q 121a die invullen voor respectievelijk de mijnen Wilhelmina en Julia, verstaan onder "inkerven" een sleuf maken in de koollaag van ongeveer een meter tot op panddiepte. De laatstgenoemde zegsman merkt daarnaast op dat men op deze wijze de lagen vrij krijgt. Een andere invuller uit Q 121 schrijft voor de Domaniale mijn verder nog dat bij een ideale stand van de lagen, d.w.z. wanneer zij evenwijdig aan het vervoermiddel lopen, de winning eenvoudig kan plaatsvinden. Staan de splijtvlakken daarentegen dwars op het transportmiddel, dan zal in zo''n pijler een minimale prestatie worden geleverd ondanks een maximale prestatie van de koolhouwer omdat de kool versplintert en geen brokken levert. Een dergelijke pijler zal dus, indien de helling van de laag dit toelaat, gedraaid moeten worden. Defoin (pag. 86) merkt over "inkerven" op: "Om het front zijlings te kunnen aanvatten, moeten de kolenhouwers eerst een inkerving maken, hetgeen door twee naburige houwers doorgaans in samenwerking wordt gedaan op de grens tussen hun beider stokken." [N 95, 511; N 95A, 11 add.; N 95, 800; N 95, 393; monogr.] II-5
inkomsten inkomen: ikomme (Kerkrade) inkomsten, de ontvangsten, het inkomen [inkomende, inbeur?] [N 21 (1963)] III-3-1
inkopen gaan doen op de markt naar de markt gaan: non der maat jon (Kerkrade) inkopen gaan doen op de markt [markten, merten?] [N 21 (1963)] III-3-1
inktpot inktpot: inkpot (Kerkrade) inktpot [DC 14 (1946)] III-3-1
inkuilen inkuilen: ekule (Kerkrade) De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19] I-5
inkuipen goedleggen: gōt lɛgǝ (Kerkrade), kramen: krǭmǝ (Kerkrade), zouten: zǫwtǝ (Kerkrade) De stukken vlees rangschikken in de houten kuip waarin ze bewaard worden. Volgens een aantal respondenten (L 163, 265, Q 118, 121, 198) worden de schenken op de bodem gelegd en daarbovenop het spek. Schouderstukken en poten worden ertussen gelegd (L 265). Bovenaan komen ook de ribben te liggen (L 330). [N 28, 111; monogr.] II-1
inleggen (in een voor) inleggen: enlɛqǝ (Kerkrade) Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
inmaakpot bonenbaar: boenebaar (Kerkrade), drijschilderbaar: dreͅi̯šeldərbār (Kerkrade), kappesbaar: kappesbaar (Kerkrade), kapəs˂bār (Kerkrade), kompesbaar: kompəs˂bār (Kerkrade), schilderbaar: šeldərbār (Kerkrade) aardewerken pot van 30 liter || hoge, stenen pot met 1, 2 of 3 schildjes erop aangebracht naargelang de inhoud (10, 20 of 30 liter) || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || stenen baar waarin de zuurkool werd bewaard || zuurkoolvat III-2-1
inmaken inmaken: De boeëne, de proemme i¯maache  i’maache (Kerkrade) inmaken III-2-3
inschenken inschudden: Sjud nog ins i, op ee bee kan me nit stoa  i’sjudde (Kerkrade) inschenken III-2-3