28272 |
kabelbreuk |
kabelbreuk:
kabelbreuk (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma]),
kabelbrok:
kābǝlbrox (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
zeelbrok:
zēlbrox (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
[N 95, 90; monogr.]
II-5
|
19751 |
kachel, stoof |
dauerbrenner (d.):
dau̯ərbrɛnər (Q121p Kerkrade),
kachel:
kaxəl (Q121p Kerkrade)
|
kachel || vulkachel
III-2-1
|
19733 |
kachelpijp |
oventspijp:
oͅavəntspīf (Q121p Kerkrade)
|
kachelpijp
III-2-1
|
31565 |
kachels zwarten |
potloden:
pǫtluǝdǝ (Q121p Kerkrade)
|
Kachels met behulp van kachelzwartsel of door (in)branden of lakken zwart maken. In Q 83 liet men vetkool roken waarna het daarbij gevormde zwartsel op de kachel werd uitgewreven. Ook in L 330 werd het zwartbronzé samen met lijnolie boven een kolen- of turfvuur verhit en vervolgens op de kachel uitgepoetst. [N 33, 313; N 7, 41c; L 5, 60b add.; monogr.]
II-11
|
31566 |
kachelzwartsel |
potlood:
po̜tlūet (Q121p Kerkrade),
pǫtluǝt (Q121p Kerkrade)
|
In dit lemma zijn de benamingen bijeengebracht voor de verschillende middelen die worden gebruikt om kachels zwart en glanzend te maken. Met potlood, grafiet in poedervorm, kunnen kachels glimmend worden opgepoetst. Kachelpoets en zebrakachelglans zijn poetsmiddelen om kachels mee op te wrijven en te laten glanzen. De steenpek (P 219) was volgens de invuller een soort steenkool die op het verwarmde ijzer gesmeerd werd om dit zwart te maken. [N 33, 313; N 7, 41b; L 5, 60b; monogr.]
II-11
|
24296 |
kadaver |
kadaver:
ideosyncr.
kadaver (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u het lijk van een dier (kadaver, lijk, dood-beest) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
34492 |
kakelen |
kakelen:
kokǝlǝ (Q121p Kerkrade),
kākǝlǝ (Q121p Kerkrade),
tokkelen:
tǭkǝlǝ (Q121p Kerkrade)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een kip. Dit lemma is onderverdeeld in geluiden die de kip maakt: (1) voordat ze een ei gaat leggen; (2) nadat ze een ei gelegd heeft. [N 19, 46; L 34, 12; L 34, 13; Vld.; N 18, add.; monogr.]
I-12
|
24332 |
kakkerlak |
kakkerlak:
kakkerlak (Q121p Kerkrade),
zwaab:
sjwaab (Q121p Kerkrade),
sjwoab (Q121p Kerkrade)
|
kakkerlaak || kakkerlak: Hoe heet in uw dialect het platte, ovale, zwarte of bruine insect dat hard kan lopen en in huizen voorkomt, waar het van voedsel en afval leeft? (--, ovenbeest) [N100 (1997)]
III-4-2
|
20766 |
kalfsrollade |
kalfsborst:
Gevulde.
kalfsbrós (Q121p Kerkrade),
kalfsrollade:
Syst. WBD
kalfs-rollade (Q121p Kerkrade)
|
Opgerolde, met gehakt gevulde kalfsborst (kalfsboog, boog?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
31354 |
kaliber |
draadklink:
drǫatkleŋk (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen de benaming voor verschillende werktuigen waarmee de juiste maat van een werkstuk of een stuk gereedschap kan worden bepaald. De draadklink is een ronde schijf met sleuven van verschillende breedte waarnaast de afmetingen staan vermeld. Door draad, metaalplaat enz. in de meest passende sleuf te leggen kan de dikte van het materiaal worden afgelezen. De gatenmal heeft de vorm van een puntig stalen blad of een stalen kegel en wordt in het op te meten gat gehouden. Op de schaalverdeling van het werktuig kan vervolgens de diameter van het gat worden afgelezen. Zie ook afb. 88. [N 33, 296; N 64, 83b-d]
II-11
|