18724 |
kammen |
kammen:
keͅmən (Q121p Kerkrade),
wie iech ⁄t wol kemme jong der kamp kapot (Q121p Kerkrade)
|
kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)] || Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
22336 |
kampen |
kabelen:
kabele (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade),
kavelen:
kavele (Q121p Kerkrade)
|
Bij gelijke stand van een spel verlengen om een winnaar te krijgen, o.a. bij het kegelspel. || Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
kanaal (Q121p Kerkrade),
vaart:
enne vaart (Q121p Kerkrade),
ənə vārt (Q121p Kerkrade)
|
een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || een vaart [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
20599 |
kandeel |
grog:
jrok (Q121p Kerkrade)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
keëtselüeter (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
kēətsəlyətər (Q121p Kerkrade),
kaarsehouder
keâtzelûeter (Q121p Kerkrade),
kandelaar:
kandelaar (Q121p Kerkrade),
luchter:
lyətər (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)] || kandelaar || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || luchter
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
keëtselüeter (Q121p Kerkrade)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
borstsuiker:
brós’tsoekker (Q121p Kerkrade),
kandijs-suiker:
Verklw. kandiestsükkersje
kandies’tsoekker (Q121p Kerkrade)
|
kandij || kandijsuiker
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
sjtieve riesbrij mit tsoeker en kanieël
kanieël (Q121p Kerkrade)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
chance (fr.):
Bij dat meëdsje haste überhaup jing sjans
sjans (Q121p Kerkrade),
kans:
kans (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)] || Een speler die twee beurten heeft om het aantal gelijk temaken in bepaalde spelen [dam, dame]. [N 88 (1982)] || kans
III-1-4, III-3-2
|
30232 |
kantelaaf |
kantelaaf:
kantǝlāf (Q121p Kerkrade),
rabat:
rabat (Q121p Kerkrade
[(meervoud: rabadǝr)]
)
|
De dagzijde van een muuropening, voor zover die vóór een kozijn in het zicht komt. De breedte van de kantelaaf is afhankelijk van de dikte van de muur en de breedte van het kozijnhout. [N 32, 11e; N 55, 149a; monogr.]
II-9
|