21721 |
kantongerecht |
kantongerecht:
kantonjerich (Q121p Kerkrade)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27696 |
kantoor |
bureau:
byro (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Domaniale]),
kantoor:
kantuǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Hoofdkantoor. De informant van Q 202 vermeldt dat het hoofdkantoor van de Oranje-Nassaumijnen ook "aquarium" werd genoemd vanwege de glazen wanden. De zegspersoon van Q 7 verstaat onder "de bureaus" het hele administratieve complex. [N 95, 25]
II-5
|
29973 |
kantplank |
schutzbred:
šuts˱brɛt (Q121p Kerkrade)
|
Aan de staanders bevestigde, opstaande plank die moet voorkomen dat er materiaal van de steigervloer naar beneden valt. Zie ook afb. 18. [N 32, 3d; monogr.]
II-9
|
27442 |
kap |
hemel:
hemǝl (Q121p Kerkrade),
houtkap:
hōtskap (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
ijzeren kap:
īzǝrǝ kap (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
ijzerkap:
īzǝrkap (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Zwartberg, Waterschei]),
kap:
kap (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
kapje:
kɛpjǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
plat:
plat (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
platte kap:
platǝ kap (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
rughout:
røkhōts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Algemene benaming voor de houten of metalen balk die als bovenste deel van de ondersteuning tegen het dak geplaatst wordt en die dus rechtstreeks de druk van het dakgesteente draagt. Uit de opgaven blijkt dat men in een aantal plaatsen verschillende benamingen kent voor de houten en de ijzeren kap. Zo merkt de invuller uit K 361 op dat men in de mijn van Zolder een houten kap een "beel" en een ijzeren een "beeltje" noemt. Op de Domaniale mijn gebruikte men volgens een respondent uit Q 121c daar respektievelijk de woorden "plat" en "kap" voor en een zegsman uit Q 113 voegt daar nog aan toe dat het "plat" op de mijn Emma in de pijler werd toegepast. Op de mijn Maurits maakte men volgens de invuller uit Q 21 een onderscheid tussen een "kap" en een "kapje". De eerstgenoemde term was van toepassing op een kap die in het steenwerk werd gebruikt, de tweede op een kap die het dak van een pijler droeg. Het woordtype "houtbeel" uit L 417 is een verzamelterm voor de "ronde beel", een houten balk met een lengte van 3 meter, en de "platte beel", een verticaal houten steunelement van 2.20 meter lang. De opgaven "kophout" en "rondhout" worden in de betekenis kap in tegenstelling tot "beel" in de Belgische mijnen slechts zelden gebruikt. Het woordtype "pallisade" was volgens Loontjens (pag. 36) op de Domaniale mijn van toepassing op een houten knuppel die als kap dienst deed. [N 95, 302; N 95, 307; N 95, 308; N 95, 337; monogr.; Vwo 87; Vwo 101; Vwo 406; Vwo 449; Vwo 667] || Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.]
II-12, II-5
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kapoets:
WNT: kapoets
kalboets (Q121p Kerkrade)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23489 |
kapelletje |
veldkapelletje:
veldkapelsje (Q121p Kerkrade)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29946 |
kaphamer |
kaphamer:
kaphamǝr (Q121p Kerkrade),
murerhamer:
mȳrǝrhamǝr (Q121p Kerkrade),
muurhamer:
m ̇ūrhamǝr (Q121p Kerkrade),
snijhamer:
šnihamǝr (Q121p Kerkrade)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.]
II-9
|
29949 |
kapheep |
heep:
hiǝp (Q121p Kerkrade)
|
Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.]
II-9
|
18293 |
kapmantel |
mantel:
manktel (Q121p Kerkrade)
|
schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
30672 |
kapmes |
kapmes:
kapmɛts (Q121p Kerkrade)
|
Mes dat wordt gebruikt voor het uithakken van oude stopverf uit sponningen. [N 67, 54d]
II-9
|