24662 |
kattenstaart |
kattenstots:
idiosyncr.
katsesjtats (Q121p Kerkrade)
|
Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24179 |
kauw |
dool:
doal (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
doal, dim. döalsje (Q121p Kerkrade),
dooltje:
doal, dim. döalsje (Q121p Kerkrade)
|
Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] || kauw, torenkraai
III-4-1
|
20488 |
kauwen |
kauwen:
kaowə (Q121p Kerkrade),
kuien (Q121p Kerkrade),
kui’e (Q121p Kerkrade)
|
kauwen || kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23273 |
kazuifel |
kazuifel:
kazuifel (Q121p Kerkrade)
|
Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17628 |
keel, strot |
keel:
kael (Q121p Kerkrade),
keal (Q121p Kerkrade),
kèil (Q121p Kerkrade),
kèəl (Q121p Kerkrade),
strot:
tsroas (Q121p Kerkrade)
|
een keel [ZND A1 (1940sq)] || keel (uitwendig) (strot) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17686 |
keelgat |
berg:
spottend
der bérg (Q121p Kerkrade),
gorgel:
der jèùrjel (Q121p Kerkrade),
schlund (du.):
sjlond (Q121p Kerkrade),
strot:
dr strāos (Q121p Kerkrade),
strōs (Q121p Kerkrade)
|
keelgat [kelschat, rieper] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
keelpijn:
kɛ.lpin (Q121p Kerkrade)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
24180 |
keep |
turk:
vogel
turk (Q121p Kerkrade),
zwartkopje:
sjwatskèùpke (Q121p Kerkrade)
|
keep || keep (14,5 man heeft oranje aan kop en borst, in het voorjaar zwarte kop en borst; vaak tussen vinken; alleen op trek en in winter; roep [wèèèèèk] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28188 |
keerdeur |
afslietdeur:
āfšlesdyǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
keerdeur:
keerdeur (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
kiǝrdyǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Luchtdeur waarmee men een luchtstroom van richting kan doen veranderen. [N 95, 215]
II-5
|
28118 |
keergaas |
blaasdraad:
bloǝsdroǝt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
versatzdraad:
vǝrzatsdroǝt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Bekleding die in het ontkoolde pand wordt aangebracht om te verhinderen dat bij het opvullen stenen in de galerij worden geblazen. De term "blaaspapier" werd volgens de invuller uit Q 113 op de mijn Emma gebruikt voor gaas dat met papier was bekleed. De zegsman uit Q 113 die invult voor de mijnen Oranje-Nassau I-IV merkt op dat de "afslag" zaklinnen was, dat was versterkt met draad. [N 95, 563; monogr.]
II-5
|