17813 |
komen |
komen:
komə (Q121p Kerkrade),
komən (Q121p Kerkrade)
|
komen [RND], [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
18835 |
komisch |
komisch:
komiesj (Q121p Kerkrade)
|
lachwekkend omdat de tegenstelling tussen het gepretendeerde en het werkelijke doorzien wordt [komisch, vies] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33606 |
komkommer |
gurk:
jórk (Q121p Kerkrade)
|
komkommer
I-7
|
18826 |
kommervol (zijn): kommer |
kommer:
koemmer (Q121p Kerkrade)
|
vol leed en zorg [diepzinnig, kommervol] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20005 |
konijn |
hoens:
hoens (Q121p Kerkrade),
konijn:
knien (Q121p Kerkrade),
mv.
knieng (Q121p Kerkrade)
|
konijn
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
hol:
ideosyncr.
häol (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u het in de grond uitgegraven verblijf van een konijn (kneut, pijp, potje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21266 |
koning |
koning:
køͅnək (Q121p Kerkrade),
[sic]
koniŋk (Q121p Kerkrade)
|
een koning [ZND A2 (1940sq)] || koning [RND]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
belbruid:
WNT: belbruid - bellebruid, 2. Naam van een kaartspel.
belbruut (Q121p Kerkrade),
bruid:
broed (Q121p Kerkrade),
bruut (Q121p Kerkrade)
|
Koning en dame in het kaartspel. || Koning en vrouw van de troefkaart. || Koning en vrouw van één kleur in één hand [stuk]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
koning:
kunnink (Q121p Kerkrade),
(Dr - van de sjutserij.)
könnek (Q121p Kerkrade)
|
En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - II. Koning. [DC 52 (1977)] || Koning.
III-3-2
|
28348 |
koningsstijl |
koningsstijl:
kø̜ŋeksštil (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Stijl die wordt gebruikt voor het vastzetten van de schudgootmotor. [monogr.; N 95, 760 add.; N 95, 626 add.]
II-5
|