e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kopjeduikelen de keukelebuits slaan: d`r kókkeleboots, koekkeleboots sjloa (Kerkrade) Kopje duikelen. III-3-2
koppelen koppelen: kóppele (Kerkrade) koppelen; twee personen tot een huwelijk met elkaar brengen [lappen, koppelen] [N 87 (1981)] III-2-2
koppeling koplung: kopluŋ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), koppel: kopǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), kǫpǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), koppelung: kopǝluŋ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), kǫpǝluŋ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Domaniale]) Koppeling, bestaande uit haak en oog, waarmee mijnwagens aan elkaar worden gekoppeld. [N 95, 678; monogr.; Vwo 12; Vwo 261; Vwo 454] II-5
koppenlaag koplaag: kǫplǫax (Kerkrade), koppenlaag: kǫpǝlǫax (Kerkrade) Laag in hun breedterichting liggende bakstenen. Zie ook afb. 38 en 41. [N 31, 23b; monogr.] II-9
koppenmaat kopmaat: kǫpmǫas (Kerkrade) De breedte van één steenkop plus één stootvoeg. In Q 97 bedroeg deze eenheid ¬± 11,5 cm. Zie ook het lemma 'Kop' in wld ii.8, pag. 76 en afb. 28 en 41. [N 31, 8b] II-9
koppenverband stenensverband: štęŋs˲vǝrbaŋk (Kerkrade) Metselverband waarbij alle stenen in een laag met de kop in zicht komen. De steen ligt daarbij op zijn platte kant. Zie ook afb. 38. [N 31, 24b] II-9
koppenverdeellat koppenlat: kǫpǝlats (Kerkrade) Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder één steenkop plus één stootvoeg lang zijn. Zie ook afb. 28. [N 31, 8b; monogr.; div.] II-9
koppig eigenzinnig: ejezinnieg (Kerkrade), ejezin’nieg (Kerkrade), koppig: kø̜pex (Kerkrade), stierig: sjtie’rieg (Kerkrade) [JG 1a; A 48A, 41a; N 8, 64h]eigenzinnig || koppig || vasthoudend aan eigen wil of inzicht [koppig, steeg, kop] [N 85 (1981)] I-9, III-1-4
kopschoten koppen: kø̜p (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), kopschoten: kǫpšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De schoten die in het gesteente boven de koollaag het dichtst bij het dak worden aangebracht. [monogr.] II-5
korenbloem korenbloem: kǭrǝblǫm (Kerkrade), -  koareblom (Kerkrade) Centaurea Cyanus L. Een niet meer zo algemeen voorkomende plant met blauwe bloemen, een spinselachtig behaarde stengel en dunne lancetvormige bladeren, die groeit in korenvelden, op zandgronden en in bermen. De plant bloeit van juni tot augustus en varieert in hoogte van 30 tot 60 cm. [A 13, 14; L 34, 31; monogr.; add. uit JG 1b] || korenbloem [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3