23807 |
kruisdagen |
kruisdagen:
krütsdaag (Q121p Kerkrade)
|
De drie dagen vóór Hemelvaartsdag, de kruisdagen [krütsdaag, kruusdaog]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
halskruisje:
haoskrüts-je (Q121p Kerkrade)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruisje:
krüts-je (Q121p Kerkrade)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23314 |
kruisprocessie |
bronk:
wordt niet gebr. in omschrijving
bro.ŋk (Q121p Kerkrade),
kruisbronk:
krütsbrónk (Q121p Kerkrade)
|
De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] || kruisen [RND]
III-3-3
|
24380 |
kruisspin |
kruisspin:
krüts’sjpin (Q121p Kerkrade),
eigen spellingsysteem
kruuisspén (Q121p Kerkrade)
|
kruisspin || kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)]
III-4-2
|
23705 |
kruisteken |
kruisteken:
krüts-tseeche (Q121p Kerkrade)
|
Een kruisteken [kruis, krèùs/kröös, kruus, kruuts, kruusteiken?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
30134 |
kruisverband |
kruisverband:
kryts˲vǝrbaŋk (Q121p Kerkrade)
|
Metselverband dat doorgaans wordt toegepast bij muren dikker dan een halve steen. Zie ook afb. 39. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, strek, strek; tweede laag: koppenlaag; derde laag: drieklezoor, strek, strek, strek, enz. (Westra, pag. 19). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24d; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
23411 |
kruisweg |
kruisweg:
krütsweëg (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
krütswèg (Q121p Kerkrade)
|
De 14 staties. [N 96B (1989)] || De gebedsoefening langs de 14 staties van Jezus gang van Pilatus naar Golgotha [kruisweg, kruuswèg, kruutswèèg]. [N 96B (1989)] || Het geheel van 14 kruiswegstaties in de kerk [kruu(t)swèèg, kruuswèg?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23413 |
kruiswegstatie |
station (du.):
sjtasiejoeën (Q121p Kerkrade),
sjtatsiejoeën (Q121p Kerkrade)
|
Elk van de 14 afbeeldingen van Jezus kruisweg [statieoene, staties?]. [N 96A (1989)] || Één statie van de kruisweg. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
26823 |
kruiwagen |
schubkar:
šupkār (Q121p Kerkrade
[(dim šupkɛ̄ršǝ)]
),
schurgskar:
šørxskār (Q121p Kerkrade),
schurreskar:
šørǝskār (Q121p Kerkrade),
steenkar:
štēkār (Q121p Kerkrade)
|
Kleine eenwielige kar met twee berries, waarmee hij door een mens voortgeduwd en soms ook getrokken wordt. Vaak is er op de berries een bak gemonteerd, waarvan de zijplanken soms afgenomen kunnen worden. Er bestaan echter ook kruiwagens zonder zijplanken en met enkel een hoge voorplank, waarbij de berries via scheien met elkaar verbonden zijn. Zie voor het onderscheid de lemmata bakkruiwagen, scheienkruiwagen en platte kruiwagen. De informant van P 214 merkt hierover op: een soort kruiwagens met planken bodem. Zijstukken kunnen naar believen opgezet of afgenomen worden". De kruiwagen wordt gebruikt voor het vervoer van kleine lasten, zoals bijvoorbeeld mest. Volgens de informant uit Q 77 werd de kruiwagen gebruikt "om allerlei materiaal (behalve cement, zand enz.) te vervoeren" Volgens de informant uit L 269 gebruikt men de kruiwagen wel om zand te vervoeren. De respondent uit L 377 vermeldt als mogelijke vrachten "zakken - ook ander goed (aardappelen, wortels, steenkolen)". Zie voor meer informatie ook de lemmata kruiwagen in wld II,4, in wld II, 8 en in wld II, 9 en steenkar in wld II, 8. [N 18, 97a; N G, 51; N 11, 28; RND, 129; Gwn 8, 1b; S 19; L 29, 4; L 16, 19a; L 1a-m; L 1u, 139; L 45, 14a; L B, 193; JG 1d; A 14, 14a; monogr.] || Wagen bestaande uit een lage bak waaronder twee burries zijn gemonteerd. Aan de voorzijde is tussen de burries een wiel aangebracht, terwijl de achterste uiteinden worden gebruikt om de kar op te tillen en vooruit te duwen. De kruiwagen wordt op de bouwplaats voor verschillende doeleinden gebruikt. Dit lemma is dan ook onderverdeeld in: a. benamingen voor een kruiwagen voor het vervoer van specie, beton, kalk etc.; b. benamingen voor een kruiwagen voor het vervoer van aarde; c. termen voor het transport van (metsel)stenen. De woordtypen 'bakkruikar', 'planken kruikar', 'bakschurgkar', 'toeë schurgkar', 'planken' 'kruiwagen', 'metskruiwagen' en 'mouwtjeskruiwagel' zijn benamingen voor een metselaarskruiwagen met bak en twee demontabele zijplanken. Het woordtype 'Japanner' (Q 15, Q 35a) wordt gebruikt voor een van rubberen banden voorziene, tweewielige metalen betonstortkar ('Sito', pag. 33). [N 30, 22a; N 30, 22b; monogr.]
I-13, II-9
|