19314 |
kwaadspreekster |
blets:
bledsj (Q121p Kerkrade)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18981 |
kwaadspreker |
zouwaas:
zouwoas (Q121p Kerkrade)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwoal (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
kwá:l (Q121p Kerkrade),
lijden:
làídə (Q121p Kerkrade)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
22519 |
kwajongen (kaartspel) |
kwajongen:
koajonge (Q121p Kerkrade)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21727 |
kwajongensstreek |
wits:
Van Dale: witz (Du.), grap, mop, geestigheid.
wiets (Q121p Kerkrade)
|
min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24341 |
kwaken |
kwaken:
ideosyncr.
kwake (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (Q121p Kerkrade)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19104 |
kwalijk nemen |
verdenken:
verdin’ke (Q121p Kerkrade)
|
kwalijk nemen
III-1-4
|
22406 |
kwart cent in het spel |
viertel:
viedel (Q121p Kerkrade)
|
Een kwart cent in het spel [partje, fieleke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25341 |
kwart, vierde deel, maat |
vierdel:
vieë⁄del (Q121p Kerkrade)
|
kwart, vierde deel
III-4-4
|