19668 |
lade |
schot:
mv ß‹s\\r
šōͅs (Q121p Kerkrade)
|
lade
III-2-1
|
28276 |
lader |
jong onder de kast:
jǫŋ oŋǝr dǝ kas (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Beringen]),
laadjong:
lānjoŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
lānjǫŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Waterschei]),
lātjǫn (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
lader:
lader (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]),
lānǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De persoon die op de laadpunten de kolen in de mijnwagens laadt door het openen en sluiten van de laadbak. Indien aanwezig, bedient hij ook de wagentrekker of de lier waarmee de wagens verplaatst kunnen worden. [N 95, 141; monogr.; Vwo 229; Vwo 236; Vwo 461; Vwo 465; Vwo 666]
II-5
|
18304 |
lage herenschoen, molière |
halve schoen:
[Opg. is mv. -> lex.var. gereconstr.]
hoaf schong (Q121p Kerkrade)
|
herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22562 |
lage kaart(en) |
luie, een ~:
NB läu [II]: flauw.
läu, lai (Q121p Kerkrade)
|
Lage kaart (kaartspel).
III-3-2
|
32447 |
lage klomp |
halve klomp:
hǭf [klomp] (Q121p Kerkrade),
nere klomp:
nē̜rǝ [klomp] (Q121p Kerkrade)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
halfklomp:
hoaf klompe (Q121p Kerkrade),
nere klomp:
near klompe (Q121p Kerkrade)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33680 |
lage, natte zandgrond |
slonk:
šloŋk (Q121p Kerkrade)
|
[N 27, 35; R 3, 5]
I-8
|
30067 |
lagenmaat |
lagenmaat:
lǫagǝmǫas (Q121p Kerkrade)
|
De dikte van één baksteen plus één lintvoeg. Zie ook afb. 28 en 41. [N 31, 8a; N 31, 7c; monogr.]
II-9
|
30068 |
lagenverdeellat |
lagenlat:
lǫagǝlats (Q121p Kerkrade)
|
Maatlat die is onderverdeeld in eenheden die ieder de dikte van één baksteen plus één voeg groot zijn. De lagenverdeellat heeft doorgaans een lengte van 1,10 m en wordt door de metselaar tegen de profielen gehouden om de laagverdeling daarop te kunnen aftekenen. Deze werkzaamheden werden in Q 3 'voegen aftekenen' ('vugǝ ǭftēkǝnǝ') en in L 414 'aftekenen' ('āftīkǝnǝ') genoemd. Zie ook afb. 28. [N 31, 8a; N 31, 8b; N 31, 7c; monogr.; div.]
II-9
|
31215 |
lagerkussen |
lager:
lājǝr (Q121p Kerkrade
[(mv ljǝrǝ)]
)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|