e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lastafel lasdis: laš˱døš (Kerkrade), schweiss-dis: šwēs˱døš (Kerkrade) Tafel waarvan het werkblad is bekleed met een staalplaat van ongeveer 6 mm dik, waarop laswerkzaamheden worden uitgevoerd. Bij elektrisch lassen kan aan de lastafel ook de massaklem van de lastransformator worden aangesloten. [N 33, 380] II-11
lasteren bemuilen: bemoelle (Kerkrade) iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig (werken) lastig: lestieg (Kerkrade) niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)] III-1-4
lastig kind poetzak: poet’zak (Kerkrade), zouwaas: zouwoas (Kerkrade) een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] || lastig kind III-1-4
lastig zijn tergen: tserje (Kerkrade) tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)] III-1-4
lastigvallen storen: sjtüre (Kerkrade) iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)] III-3-1
lat lat: lats (Kerkrade) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
latei latei: lataj (Kerkrade  [(van beton of ijzer)]  ), latęj (Kerkrade) Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.] II-9
laten wijden inzegenen: i-zeëne (Kerkrade, ... ), laten zegenen: zeëne losse (Kerkrade, ... ) Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)] III-3-3
laurier laurierblad: lauw’erblad (Kerkrade) laurierbladeren III-2-3