31294 |
lastafel |
lasdis:
laš˱døš (Q121p Kerkrade),
schweiss-dis:
šwēs˱døš (Q121p Kerkrade)
|
Tafel waarvan het werkblad is bekleed met een staalplaat van ongeveer 6 mm dik, waarop laswerkzaamheden worden uitgevoerd. Bij elektrisch lassen kan aan de lastafel ook de massaklem van de lastransformator worden aangesloten. [N 33, 380]
II-11
|
18999 |
lasteren |
bemuilen:
bemoelle (Q121p Kerkrade)
|
iemands goede naam schenden [labbekakken, insteken, bespreken, rabbelen, klapperen, commeren] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
lestieg (Q121p Kerkrade)
|
niet zonder moeite of inspanning volbracht of afgedaan kunnend worden, niet gemakkelijk [difficiel, delicaat, ongemakkelijk, onklaar, zwaar moeilijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19031 |
lastig kind |
poetzak:
poet’zak (Q121p Kerkrade),
zouwaas:
zouwoas (Q121p Kerkrade)
|
een kind met een lastig karakter [nest, bernuizig kind, erg] [N 85 (1981)] || lastig kind
III-1-4
|
19289 |
lastig zijn |
tergen:
tserje (Q121p Kerkrade)
|
tot last zijn, kwelling veroorzaken [vervelen, klieren, sarren, tergen, hengelen, kneuten, kneuteren, donderjagen, moesjanken,vernooien, verleden] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21812 |
lastigvallen |
storen:
sjtüre (Q121p Kerkrade)
|
iemand bij zijn werk storen of ophouden [plagen, steken, hinderen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
31724 |
lat |
lat:
lats (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
30234 |
latei |
latei:
lataj (Q121p Kerkrade
[(van beton of ijzer)]
),
latęj (Q121p Kerkrade)
|
Houten, stenen of ijzeren balk die een venster, ingang of andere opening overspant en tevens het bovenliggende muurwerk draagt. De lateibalk wordt vaak in het muurwerk verwerkt zodat hij niet in het zicht komt. d.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balk' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 55, 74; N 32, 15a; N 32, 15b; monogr.]
II-9
|
23752 |
laten wijden |
inzegenen:
i-zeëne (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
laten zegenen:
zeëne losse (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
Een huis of gebouw laten (in)wijden/(in)zegenen. [N 96B (1989)] || Een kruisbeeld, een heiligenbeeld(je), een kaars laten wijden/zegenen. [N 96B (1989)] || Een rozenkrans, een scapulier, een medaille, een kruisje laten wijden/zegenen door een priester. [N 96B (1989)] || Een voertuig (auto/wagen) laten wijden/zegenen, op of rond het feest van St. Christoffel (25 juni). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20869 |
laurier |
laurierblad:
lauw’erblad (Q121p Kerkrade)
|
laurierbladeren
III-2-3
|