e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
legnest nest: nē̜ ̞s (Kerkrade) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) lei(en): lai,laie (Kerkrade) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3
leiplank leibred: ęjbręt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]) Plank waarmee mijnwerkers in steile pijlers hun werkplek beschermen tegen het gevaar van kolen of materialen die naar beneden rollen of schuiven. [monogr.] II-5
leischoenen leischoenen: lęjsǫŋ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), schoenen: šǫn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Geleidingsschoenen van de schachtkooi die met enige speling om de geleidingsbomen van de schacht sluiten. [N 95, 97; monogr.] II-5
lekkerbek feinschmecker (d.): fainsjmekker (Kerkrade), fiensjmekken (Kerkrade) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelie (lilium) lilie (d.): lie’lieë (Kerkrade) lelie III-2-1
lelietje-van-dalen meibloem: mai’blom (Kerkrade), meiklokje: mai’klöks-je (Kerkrade) lelietje-van-dalen III-4-3
lemen knikker leempiet: leempiet (Kerkrade), leempiette (Kerkrade) Balletjes van gebakken aarde, steen, marmer of glas [bolbaai, kets, kaaischeut, jibber, klits, ket, til, knipper, knot, marbol, marbel, mölmer, kaster, kasser, huuf, köls, kölster, vrenkel]. [N 88 (1982)] || Knikker van gebakken leem. III-3-2
lemmer blad: blat (Kerkrade) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lende lende: de lin-ge (Kerkrade), de linge (Kerkrade), linge (Kerkrade), lènge (Kerkrade) lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1