22750 |
lied, liedje |
lied:
e lit (Q121p Kerkrade),
liedje:
e litsje / e lihtsje (Q121p Kerkrade),
litsjə (Q121p Kerkrade),
Mv. lidsjere.
lid(sje) (Q121p Kerkrade)
|
lied [GTRP (1980-1995)] || Lied(je). || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND]
III-3-2
|
19061 |
liefde |
liebe (du.):
liebe (Q121p Kerkrade)
|
warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18881 |
liefkozen |
flikflooien:
flikvloeë (Q121p Kerkrade),
fommelen:
foe’mele (Q121p Kerkrade),
kalven:
kao’ve (Q121p Kerkrade),
knoefelen:
knoe’vele (Q121p Kerkrade),
knutsen:
cf. |WNT s.v. "knutsen - knotsen
knoet’sje (Q121p Kerkrade),
lief houden:
leef’haode (Q121p Kerkrade)
|
knuffelen || liefkozen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leie (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
27466 |
lier |
haspel:
haspǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
kabel:
kābǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
lier:
lir (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Willem-Sophia])
|
Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797]
II-5
|
17647 |
lies |
hees:
hieës (Q121p Kerkrade),
lende:
linge (Q121p Kerkrade),
lies:
de liêze (Q121p Kerkrade),
līēs (Q121p Kerkrade)
|
lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
heergodsdiertje:
her’jodsdeersje (Q121p Kerkrade),
oligsmannetje:
oalesmäntje (Q121p Kerkrade),
oa’liegsmensje (Q121p Kerkrade),
‧oͅələsm‧ɛŋkə (Q121p Kerkrade)
|
lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] || onzelieveheersbeestje
III-4-2
|
24568 |
lievevrouwebedstro |
meikruidje:
mai’krüdsje (Q121p Kerkrade),
moedergodsbedstro:
modderjoades-bed’sjtrüe (Q121p Kerkrade),
waldmeester:
idiosyncr.
waldmaister (Q121p Kerkrade)
|
lievevrouwebedstro || onzelievevrouwebedstro || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)]
III-4-3
|
28257 |
liftpersoneel |
deurenlui:
dȳrǝly (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Personeel dat bij personenvervoer verantwoordelijk was voor het openen en sluiten van de liftdeuren. [monogr.]
II-5
|
30144 |
liggende rollaag |
halfsteense rollaag:
hǭfštę ̝ŋs rǫllǫax (Q121p Kerkrade),
rechtoppe:
ręǝt˱opǝ (Q121p Kerkrade),
rollaag:
rǫllǫax (Q121p Kerkrade),
vlijlaag:
vlęjlǫax (Q121p Kerkrade)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.]
II-9
|