e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lied, liedje lied: e lit (Kerkrade), liedje: e litsje / e lihtsje (Kerkrade), litsjə (Kerkrade), Mv. lidsjere.  lid(sje) (Kerkrade) lied [GTRP (1980-1995)] || Lied(je). || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] III-3-2
liefde liebe (du.): liebe (Kerkrade) warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
liefkozen flikflooien: flikvloeë (Kerkrade), fommelen: foe’mele (Kerkrade), kalven: kao’ve (Kerkrade), knoefelen: knoe’vele (Kerkrade), knutsen: cf. |WNT s.v. "knutsen - knotsen  knoet’sje (Kerkrade), lief houden: leef’haode (Kerkrade) knuffelen || liefkozen || zijn liefde of genegenheid kenbaar maken door iemand te strelen of aan te halen [koekelen, fikfakken] [N 85 (1981)] III-1-4
liegen liegen: leie (Kerkrade, ... ) bewust onwaarheden vertellen [leugen, liegen, leugenen, floersen, gekken] [N 85 (1981)] || onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
lier haspel: haspǝl (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), kabel: kābǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), lier: lir (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Willem-Sophia]) Algemene benaming voor een hijswerktuig met horizontaal geplaatste as waarmee bijvoorbeeld mijnwagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden. Een lier kan met de hand of mechanisch, bijvoorbeeld elektrisch of met perslucht, worden aangedreven. Volgens Defoin (pag. 174) maakt men in Nederland naar aanleiding van de aandrijving een onderscheid tussen een windas en een lier: de windas wordt met de hand gedraaid en de lier met een motor. Omdat vraag N 95A, 13 vrij algemeen was gesteld ("Hoe noemt u een lier waarmee wagens of zware voorwerpen verplaatst kunnen worden") en omdat de lier in de mijn voor veel doeleinden wordt gebruikt, zijn de antwoorden "Hollandse lier" (Q 21), "rooflier" (Q 21), "stijlentrekker" (L 374) en "koepe-lier" (Q 21) verplaatst naar respectievelijk de lemmata Rooflier, Stijlentrekker en Koepe-lier. De opgave "kolom" uit Q 21 is volgens de invuller een zuilenlier en de term "mopje" werd volgens de zegsman uit Q 121a gebruikt voor een kleine lier in doortochten. De term "lier" is volgens de respondent uit Q 121c een Nederlandse benaming die op de Domaniale mijn pas in zwang kwam toen er een Nederlands sprekend kader op de mijn tewerkgesteld werd. [N 95A, 13; monogr.; N 95, add.; Vwo 477; Vwo 797] II-5
lies hees: hieës (Kerkrade), lende: linge (Kerkrade), lies: de liêze (Kerkrade), līēs (Kerkrade) lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)] III-1-1
lieveheersbeestje heergodsdiertje: her’jodsdeersje (Kerkrade), oligsmannetje: oalesmäntje (Kerkrade), oa’liegsmensje (Kerkrade), ‧oͅələsm‧ɛŋkə (Kerkrade) lieveheersbeestje [Roukens 03 (1937)] || onzelieveheersbeestje III-4-2
lievevrouwebedstro meikruidje: mai’krüdsje (Kerkrade), moedergodsbedstro: modderjoades-bed’sjtrüe (Kerkrade), waldmeester: idiosyncr.  waldmaister (Kerkrade) lievevrouwebedstro || onzelievevrouwebedstro || Onzelievevrouwebedstro (asperula odorata 10 tot 30 cm groot. De stengels zijn glad, de bladeren staan in kransen van 6 tot 8 lancet- tot spatelvormige bladeren, ze zijn vrij breed en puntig, de bladrand is meestal wat ruw; de bloemen staan in lang geste [N 92 (1982)] III-4-3
liftpersoneel deurenlui: dȳrǝly (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Personeel dat bij personenvervoer verantwoordelijk was voor het openen en sluiten van de liftdeuren. [monogr.] II-5
liggende rollaag halfsteense rollaag: hǭfštę ̝ŋs rǫllǫax (Kerkrade), rechtoppe: ręǝt˱opǝ (Kerkrade), rollaag: rǫllǫax (Kerkrade), vlijlaag: vlęjlǫax (Kerkrade) Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kant liggende metselstenen. Woordtypen als 'halfsteens rollaag' (L 289, Q 111), 'halfsteense rollaag' (L 290, L 291, L 382, Q 99*, Q 121) en 'steensrollaag' (Q 39) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23d; monogr.] II-9