28051 |
luchthamernippel |
nippel:
nipǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
De aansluitnippel van de luchthamer waaraan de persluchtslang kan worden bevestigd. [N 95A, 7 add.; monogr.]
II-5
|
27213 |
luchtkoker |
lutte:
lǫt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Metalen of kunststof buis van ongeveer 50 cm doorsnede waarmee verse lucht naar ondergrondse werkpunten wordt gebracht die buiten de normale luchtstroom liggen. [N 95, 219; monogr.; Vwo 211; Vwo 489]
II-5
|
28195 |
luchtkokerophanging |
ketting:
ketting (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Zolder]),
luttenbeugel:
ǫtǝbȳǝjǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
luttenketten:
ǫtǝkɛtǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De haak of ketting waarmee de luchtkokers aan bijvoorbeeld een ondersteuning bevestigd kunnen worden. [N 95, 227]
II-5
|
28190 |
luchtkokertoer |
luttentoer:
lotǝtūr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
lǫtǝtuǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
lǫtǝtūǝr (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Serie aaneengesloten luchtkokers. [N 95, 221; monogr.]
II-5
|
28193 |
luchtkokerverbinding |
luttenband:
ǫtǝbant (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
luttendichtung:
ǫtǝdixtuŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
luttenring:
ǫtǝreŋk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Metalen band, vetband of in voorkomende gevallen een gummi ring waarmee luchtkokers luchtdicht met elkaar kunnen worden verbonden. [N 95, 226; monogr.]
II-5
|
28194 |
luchtlek |
loftlek:
loflɛk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Luchtlekkage, met name in luchtkokers. [N 95, 224]
II-5
|
28045 |
luchtlekkage |
loftlek:
loflęk (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
loflɛk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Algemene benaming voor een luchtlek. [N 95, 825]
II-5
|
28172 |
luchtmeting |
wettermessung:
wɛtǝrmɛsuŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Controle van de luchtgesteldheid ondergronds. [N 95, 218]
II-5
|
17687 |
luchtpijpen |
luchtpijpen:
o: meer u dan o
de lofpiefe (Q121p Kerkrade)
|
luchtpijpen [loospiepe] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
31236 |
luchtregelaar |
foch:
fǭx (Q121p Kerkrade)
|
De klep, schuif of kraan waarmee men de luchttoevoer uit de luchtleiding naar het vuur toe regelt. In L 290 en L 291 was een luchtregelaar bij een blaasbalg niet gebruikelijk, bij een ventilator daarentegen wel. Zie voor het woordtype foch ook RhWb (II), kol. 696, s.v. Foche: "Schieber im Ofenrohr, der den Luftzug hemmt oder fordert, Regulierklappe. [N 33, 18; N 33, 17]
II-11
|