e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bedrieger bedrieger: bedreijer (Kerkrade), bedrei’er (Kerkrade), pfusch-broer: foetelaar  foesj’broor (Kerkrade), pfuscher (du.): foe’sjer (Kerkrade), fü’sjer (Kerkrade) bedrieger || iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)] || knoeier III-1-4
bedrijfsleiding betriebsleitung: bǝtrīpslajtuŋ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), direktion: dirɛktsiuǝn (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Emma]), hoge heren: huǝx hērǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), (enk)  huǝgǝ h˙ēr (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Winterslag, Waterschei]) Algemene benaming voor de bedrijfsleiding. Een aantal woordtypen duidt op een bijnaam of spottende benaming. [N 95, 164] II-5
bedroefd bedroefd: bedrufd (Kerkrade), droef: druf (Kerkrade), treurig: troe’rieg (Kerkrade), verdroot: verdraos (Kerkrade) bedroefd || droevig, triest || treurig || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)] III-1-4
bedsprei bedsprei: be̝ͅtšprēͅi̯ (Kerkrade), bɛtšpreͅi̯ (Kerkrade), overdeken: øvərdɛkə (Kerkrade), sprei: špreͅi̯ (Kerkrade) bedsprei [RND] || sprei III-2-1
beeld beeld: ənə bilt (Kerkrade) Een beeld. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
beeldhouwer steenhouwer: sjteehouwer (Kerkrade) Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)] III-3-2
beeldzijde van een geldstuk kop: kop (Kerkrade) De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
beemd band/bend: bē̜nt (Kerkrade), bɛndǝ (Kerkrade), bɛnt (Kerkrade) Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.] I-8
been, beenderen knook: enne knŏŏk (Kerkrade), ēne knowk (Kerkrade), knaok (Kerkrade), knoake (Kerkrade), knōcke (Kerkrade), knök (Kerkrade), énne knaok (Kerkrade) beenderen [N 10a (1961)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)] III-1-1
beestachtig persoon; beestachtig hengst: vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon  hengs (Kerkrade), varken: verke (Kerkrade) met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)] || zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)] III-1-4