e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mager joppig: jöppig (Kerkrade), mager: maajer (Kerkrade), majer (Kerkrade, ... ), schriekelig: schriekelig (Kerkrade), subtiel: zeptiel (Kerkrade) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager paard knophout: knǫphōts (Kerkrade) [N 8, 62m] I-9
mager worden afslanken: aafsjlanke (Kerkrade), uitteren: i-tsere (Kerkrade) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
magere kool magere kool: mājǝrǝ koǝl (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Julia]), magerkool: mājǝrkoǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.] II-5
mais maïs: mai̯s (Kerkrade) Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b] I-4
mak gewillig: jǝwęlix (Kerkrade) Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j] I-9
maken maken: maake (Kerkrade) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mals, gezegd van boter week: weeg (Kerkrade) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3
man man: di man (Kerkrade), is di man hei (Kerkrade), man (Kerkrade, ... ) die man [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND] III-3-1
man, mannelijke zangvogel tsietterwiet: tsietterwiet (Kerkrade) mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)] III-4-1