17554 |
mager |
joppig:
jöppig (Q121p Kerkrade),
mager:
maajer (Q121p Kerkrade),
majer (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
schriekelig:
schriekelig (Q121p Kerkrade),
subtiel:
zeptiel (Q121p Kerkrade)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
33830 |
mager paard |
knophout:
knǫphōts (Q121p Kerkrade)
|
[N 8, 62m]
I-9
|
17555 |
mager worden |
afslanken:
aafsjlanke (Q121p Kerkrade),
uitteren:
i-tsere (Q121p Kerkrade)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
28395 |
magere kool |
magere kool:
mājǝrǝ koǝl (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Julia]),
magerkool:
mājǝrkoǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.]
II-5
|
32984 |
mais |
maïs:
mai̯s (Q121p Kerkrade)
|
Zea mays L. Hoogopschietende graansoort met bloeikolven. Vroeger (in Q 14 wordt gepreciseerd: "vóór 1915") alleen als kippevoer bekend; maar de laatste decennia hoe langer hoe meer geteeld als veevoeder. Maïs wordt tegenwoordig op rijen gezet met een afstand van ongeveer 50 cm. Turkentarwe (naar de vreemde herkomst) was de oude en vrij algemene Zuidnederlandse benaming die door het veel kortere maïs verdrongen werd. Het type korentjestarwe, lett. "korreltjes-tarwe", dial. ''kurkentarwe'', is wel een volksetymologie van turkentarwe; in de veelvuldig voorkomende doubletten verschilt alleen de eerste medeklinker. De Vorsense opgave pǝtruk komt uit het Waalse peûs d''trouc'' (pois de Turc), "erwt uit Turkije". Zie afbeelding 1, g.' [N P, 22; JG 1a, 1b; L lijst graangewassen, 4; monogr.; add. uit N 15, 1b]
I-4
|
33822 |
mak |
gewillig:
jǝwęlix (Q121p Kerkrade)
|
Gezegd van een zachtaardig, gewillig paard. [JG 1a; N 8, 64i en 64j]
I-9
|
19110 |
maken |
maken:
maake (Q121p Kerkrade)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
21117 |
mals, gezegd van boter |
week:
weeg (Q121p Kerkrade)
|
mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
20205 |
man |
man:
di man (Q121p Kerkrade),
is di man hei (Q121p Kerkrade),
man (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
die man [ZND A2 (1940sq)] || is die man hier ? [ZND A2 (1940sq)] || man [RND], [RND]
III-3-1
|
24203 |
man, mannelijke zangvogel |
tsietterwiet:
tsietterwiet (Q121p Kerkrade)
|
mannelijke zangvogel (tersel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|