e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
manier wijze: wies (Kerkrade) wies III-1-4
mankeren mankeren: mankere (Kerkrade) Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)] III-1-2
mannelijk kalf buier: bøi̯ǝr (Kerkrade) [N 3A, 15; N C, 7a; JG 1a, 1b; A 9, 17a; Gwn V, 5a; monogr.] I-11
mannelijk kuiken haantje: hęntjǝ (Kerkrade), (mv)  heǝnšǝr (Kerkrade) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk schaap bok: bok (Kerkrade), schaapsbok: šǭpsbok (Kerkrade) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke eend eenderik: ɛntǝrex (Kerkrade), wendeler: wen’deler (Kerkrade), wɛndǝlǝr (Kerkrade) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.]woerd, mannetjeseend I-12, III-4-1
mannelijke eend, woerd enterik: enterich (Kerkrade), wendeler: wendeler / pielle wielle (Kerkrade) woerd: mannelijke eend. Hoe roept men eenden? [GV K (1935)] III-4-1
mannelijke geit bok: boq (Kerkrade), geitenbok: jētǝbok (Kerkrade) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannelijke hond, reu rekel: reë’kel (Kerkrade, ... ), r‧eͅəkəl (Kerkrade), ideosyncr.  reëkel (Kerkrade) Hoe noemt u een mannelijke hond (reu, rengel, menne, menneke) [N 83 (1981)] || reu, mann. hond || reu, rekel III-2-1
mannelijke kalkoen schroethaan: šrūthān (Kerkrade) [A 6, 3a; S 16; L 1, 113; R 14, 3; monogr.] I-12