21038 |
meel |
meel:
m ę ̞ǝl (Q121p Kerkrade)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25646 |
meel dat gebruikt wordt voor peperkoekdeeg |
roggemeel:
roggemeel (Q121p Kerkrade)
|
[N 29, 88a; N 29, 88b]
II-1
|
25642 |
meel dat gebruikt wordt voor taai-taaideeg |
meel:
meel (Q121p Kerkrade),
roggebloem:
rǫgǝblom (Q121p Kerkrade)
|
[N 29, 87a; N 29, 87; N 29, 87b]
II-1
|
25478 |
meelopslagplaats |
lager:
lāgǝr (Q121p Kerkrade),
meelzolder:
mē̜lzøldǝr (Q121p Kerkrade),
zolder:
zøldǝr (Q121p Kerkrade)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|
24422 |
meelworm, larve van de meeltor |
meelworm:
meël’wórm (Q121p Kerkrade),
eigen spellingsysteem
meêlworm (Q121p Kerkrade)
|
meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] || meelworm
III-4-2
|
26642 |
meelzak |
meelzak:
mę̄ǝlzak (Q121p Kerkrade)
|
[monogr.]
II-3
|
25524 |
meelzeef |
zeef:
zef (Q121p Kerkrade)
|
Zeef voor het uitzeven van de zemelen. Volgens de informant van L 291 hebben de zeven op de boerderij alle een ronde vorm met verschillende doorsnee. De rand is een gebogen spaanhout. De grove zeven zijn van vertind draad maar de fijne van koperdraad of van een fijnmazige, geruite stof versterkt met paardehaar. Fijne zeven zijn ook uitsluitend van paardehaar geweven. De informant van L 372 spreekt naast een ronde zeef ook van een vierkantige met een doorsnee van 30-35 cm. Bij het woordtype "mangel" moeten we denken aan een ander soort voorwerp dan een zeef. De informant van Q 95 geeft hierover geen uitsluitsel. Zie afb. 15. [N 29, 13c; N 29, 13b]
II-1
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
mundieg (Q121p Kerkrade)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
24209 |
meerkoet |
waterhoentje:
wasserhónsje (Q121p Kerkrade)
|
meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
mieësjtemmieje mès (Q121p Kerkrade)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|