20430 |
begrafenis |
begrbnis (du.):
bejrebnis (Q121p Kerkrade),
bejrepnis (Q121p Kerkrade)
|
begrafenis || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
bejrave (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade)
|
begraven || een begrafenis gaan bijwonen [begaan, te lijk gaan, ter bier gaan, gaan kezen, op de korte snee gaan] [N 87 (1981)] || een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begreifen (du.):
bejriefe (Q121p Kerkrade),
bejrie’fe (Q121p Kerkrade),
kapieren (du.):
kape’re (Q121p Kerkrade),
verstaan:
verstoa’ (Q121p Kerkrade)
|
begrijpen || begrijpen, verstaan || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begriff (du.):
bejrif (Q121p Kerkrade),
bejrif’ (Q121p Kerkrade),
benul:
benul (Q121p Kerkrade),
inzicht:
i’zich (Q121p Kerkrade),
verstndnis (du.):
versjtend’nis (Q121p Kerkrade)
|
begrip || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || inzicht, begrip
III-1-4
|
30760 |
behang afdoen |
afsteken:
āfštē̜xǝ (Q121p Kerkrade),
afstomen:
āfštōmǝ (Q121p Kerkrade),
afweken:
āfwēxǝ (Q121p Kerkrade)
|
Oud behang verwijderen. [N 67, 93a; N 67, 93b; N 67, 93c]
II-9
|
30763 |
behangborstel |
tapezierborstel:
tapǝtsērbøštǝl (Q121p Kerkrade)
|
De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c]
II-9
|
30757 |
behangen |
tapisseren:
tapǝsērǝ (Q121p Kerkrade),
tapǝtsērǝ (Q121p Kerkrade)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30756 |
behanger |
tapezierer:
tapǝtsērǝr (Q121p Kerkrade)
|
Vakman die alle werkzaamheden verricht die voor het behangen van muren noodzakelijk zijn. Vroeger vervaardigde hij ook gordijnen. Zie ook het lemma 'Behangen'. [N 67, 98c; monogr.]
II-9
|
30767 |
behangjute |
lijnen:
liŋǝ (Q121p Kerkrade)
|
Weefsel, vervaardigd van grove vlas-, hennep- of jutevezels, dat men voor een slechte wand tegen een latwerk spant. [N 67, 96b]
II-9
|
30768 |
behangjute spannen |
spannen:
španǝ (Q121p Kerkrade)
|
De stof spannen tegen een latwerk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Behangjute'. [N 67, 96c]
II-9
|