e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnwerkersharmonie bergkapel: bɛrxkapęl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), bergmannskapel: bɛrxmanskapęl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Mijnwerkersharmonie op de Domaniale mijn. Deze harmonie begeleidde volgens de invuller uit Q 121 onder andere verongelukte mijnwerkers naar kerk en kerkhof. [monogr.] II-5
mijnwerkershuis kuilhuis: kulhūs (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) [N 95, 41a; N 95, 41b] II-5
mijnwerkerskolonie kolonie: kolon˙ī (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kuilkolonie: kulkǫlǝni (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Wijk of deel van een wijk bestaande uit eenvoudige mijnwerkerswoningen. Volgens de informant uit Q 15 kwam de "kolonie" in Nederlands Limburg in de Westelijke Mijnstreek slechts sporadisch voor; hem was alleen Geleen-Lindenheuvel bekend. Bij het uitspreken van kolonie valt de klemtoon op de laatste lettergreep. Een aantal woordtypen duidt op bepaalde woonwijken met name in de Oostelijke Mijnstreek in Nederlands Limburg. [N 95, 41c; Vwo 244; Vwo 803; monogr.] II-5
mijnwormziekte kuilworm: kulworǝm (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Ankylostomiasis of mijnwormziekte. In de twintiger en dertiger jaren werden de mijnwerkers geplaagd door deze ingewandsziekte die veroorzaakt werd door de mijnworm. De mijnworm parasiteert in de dunne darm van de mens. Door verbeterde hygienische toestanden raakte de mijnwormziekte praktisch uitgestorven in de Limburgse mijnen. [monogr.; Vwo 517] II-5
mikken mikken: mikke (Kerkrade), mikə (Kerkrade) lonken (mikken) [RND] || scherp kijken naar en richten op het doel dat men wil raken met een vuurwapen [mikken, mieren, aanleggen] [N 90 (1982)] III-3-1, III-3-2
millimeter, maat, 1000ste deel van een meter millimeter: miellemeter (Kerkrade) het duizendste deel van een meter [millimeter, streep] [N 91 (1982)] III-4-4
minachten; minachtend nijdig: naidieg (Kerkrade) blijk gevend van minachting, met minachting [afhoudig] [N 85 (1981)] III-1-4
minderen minderen: mindere (Kerkrade, ... ) Bestaat er voor het "minderen"bij het breiwerk een afzonderlijk woord? (minderen, afzetten) [N 104 (2000)] III-1-3
minnaar liebhaber (du.): liebhaber (Kerkrade) minnaar; iemand met wie een vrouw leeft zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [minnaar] [N 86 (1981)] III-2-2
mirakel wonder: wónger (Kerkrade) Een wonder [wó.nder, wónger, miraakel]. [N 96D (1989)] III-3-3