e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muziek muziek: moezziek (Kerkrade) Muziek. III-3-2
muziekinstrument instrument: insjtroement (Kerkrade, ... ) Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)] || Instrument. III-3-2
muzikant musiker (du.): moezieker (Kerkrade), muzikant: moezziekant (Kerkrade) Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] || Muzikant. III-3-2
naaf naaf: nāf (Kerkrade) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naaien naaien: niǝnǝ (Kerkrade), nīnǝ (Kerkrade), nīǝnǝ (Kerkrade) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaister naaierse: niǝnǝšǝ (Kerkrade) De algemene benaming voor een vrouw die als beroep heeft het verrichten van naaiwerk en het vervaardigen van kledingstukken. [N 59, 196; N 62, 1b; N 62, 1d; MW; Wi 18; monogr.] II-7
naakt bloot: bloeës (Kerkrade, ... ), naaks: naks (Kerkrade, ... ), poedelnaaks: poeddelnaks (Kerkrade), poedelrauw: NB p. 242: rüe, rauw.  poeddelrüe (Kerkrade) bloot [ZND A2 (1940sq)] || naakt || poedelnaakt || zonder kleren, onbedekt [naakt, nakst, nakend, naaks, naks, bloot] [N 86 (1981)] III-1-3
naaldvijl naaldvijl: nǫlt˲vil (Kerkrade) Kleine, dunne, stalen vijl van 75 tot 300 mm lengte waarvan het blad uitloopt in een ronde stift die als handvat dient. De naaldvijl wordt vooral gebruikt door instrumentmakers en klokkenmakers voor zeer nauwkeurig werk. De doorsnede van het blad van de vijl kan diverse vormen hebben. [N 33, 92] II-11
naampatroon patroonheilige: patroeënhillieje (Kerkrade) Een naampatroon, de heilige naar wie men is genoemd [namenspatroeën]. [N 96C (1989)] III-3-3
naar de mis gaan de mis horen: ing mès hure (Kerkrade) De mis bijwonen, de mis horen [mès huëre, mès bèèje?]. [N 96B (1989)] III-3-3