34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (Q121p Kerkrade)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
18094 |
niersteen |
niersteen:
neresjting (Q121p Kerkrade)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24716 |
niet gedijen |
niet groeien:
ideosyncr.
dat jruit nit (Q121p Kerkrade)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25391 |
niet goed gebroeid |
verbroeid:
vǝrbrø̄t (Q121p Kerkrade),
vǝrbrø̜jt (Q121p Kerkrade)
|
Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.]
II-1
|
25386 |
niet meteen leegbloeden |
niet goed uitgebloed:
nit jot ūsgǝblǫwt (Q121p Kerkrade),
niet uitbloeden:
(het varken is) nēt ǫusgǝblǭwt (Q121p Kerkrade)
|
Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.]
II-1
|
18220 |
niet passen |
niet staan:
sjeet diech nit (Q121p Kerkrade)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18921 |
nietsnut |
lui-man:
Akens Wb 357: Loemann: Faulpelz (Lau-mann)
löan (Q121p Kerkrade),
niksnuts:
nieks’nóts (Q121p Kerkrade),
niksnutser:
nieks’nutser (Q121p Kerkrade),
slechtriem:
sjleëtreem (Q121p Kerkrade),
sokkenzomer:
zökkezumer (Q121p Kerkrade),
votlok:
vót’laoch (Q121p Kerkrade)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || nietsnut || vent van niks
III-1-4
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuw licht:
nui lit (Q121p Kerkrade)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
brós nui-joar (Q121p Kerkrade),
nui-joar (Q121p Kerkrade),
nuujoar (Q121p Kerkrade)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] || Nieuwjaar.
III-3-2
|
22616 |
nieuwjaar wensen |
gelukzalig nieuwjaar wensen:
gelukzielieg nui-joar (Q121p Kerkrade)
|
Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)]
III-3-2
|