e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieren nieren: nērǝ (Kerkrade) Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d] I-11
niersteen niersteen: neresjting (Kerkrade) Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)] III-1-2
niet gedijen niet groeien: ideosyncr.  dat jruit nit (Kerkrade) Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)] III-4-3
niet goed gebroeid verbroeid: vǝrbrø̄t (Kerkrade), vǝrbrø̜jt (Kerkrade) Als men bij het broeien te veel of te heet water gebruikt, is het effect averechts: de haren blijven dan erg vast op de huid zitten en laten zich niet gemakkelijk verwijderen. Opgaven als ''het varken is verbranden de huid is verbrand'' zijn versmolten tot één type "verbrand".' [N 28, 23; monogr.] II-1
niet meteen leegbloeden niet goed uitgebloed: nit jot ūsgǝblǫwt (Kerkrade), niet uitbloeden: (het varken is) nēt ǫusgǝblǭwt (Kerkrade) Soms bloedt een varken niet meteen leeg. omdat het niet goed gestoken is. Gevraagd was naar een uitdrukking voor dit niet meteen leegbloeden. Dit heeft voor het lemma tot gevolg gehad, dat er verschillende grammaticale categorieën te weten werkwoorden, zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden, voltooide deelwoorden en zinnetjes in voorkomen. Bij een aantal woordtypen is het varken het subject, bij andere is subject de slachter en bij de overige woordtypen is subject het bloed, de ader of het hart. Deze verdeling is in het lemma aangebracht. [N 28, 15; monogr.] II-1
niet passen niet staan: sjeet diech nit (Kerkrade) niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)] III-1-3
nietsnut lui-man: Akens Wb 357: Loemann: Faulpelz (Lau-mann)  löan (Kerkrade), niksnuts: nieks’nóts (Kerkrade), niksnutser: nieks’nutser (Kerkrade), slechtriem: sjleëtreem (Kerkrade), sokkenzomer: zökkezumer (Kerkrade), votlok: vót’laoch (Kerkrade) een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)] || nietsnut || vent van niks III-1-4
nieuwe maan nieuw licht: nui lit (Kerkrade) schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)] III-4-4
nieuwjaar nieuwjaar: brós nui-joar (Kerkrade), nui-joar (Kerkrade), nuujoar (Kerkrade) 1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] || Nieuwjaar. III-3-2
nieuwjaar wensen gelukzalig nieuwjaar wensen: gelukzielieg nui-joar (Kerkrade) Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)] III-3-2