e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omarmen omarmen: umerme (Kerkrade) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
ombraak ombraak: ombraak (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), ombrok: ømbrox (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), omloop: ømlōf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een gang om de hoofdschacht dienend voor het omleiden van het vervoer. [N 95, 185; N 95, 695; N 95, add.; Vwo 251; Vwo 548; Vwo 552; monogr.] II-5
omheinde wei afgepaalde wei: afgǝpø̜ldǝ węi̯ (Kerkrade) Een met prikkeldraad of anderszins afgemaakte wei. Een groot aantal opgaven was wei. Deze opgaven zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. Voor de fonetische documentatie van wei zie men lemma 1.3.6 ɛweiɛ.' [N M, 4b; L 32, 45; monogr.] I-8
omheining tuin: tsū.n (Kerkrade) omheining III-2-1
omheining van het kerkhof kerkhofmuur: kirkhofmoer (Kerkrade), tuin: WNT: tuin, I. Datgene wat tot af- of omperking dient.  tsaun (Kerkrade) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omheining van ijzeren spijlen stanketsel: štakɛtsǝl (Kerkrade) Omheining van ijzeren spijlen of staven. [A 25, 4e] I-8
omheining van opstaande latjes tuin: tūn (Kerkrade) Omheining getimmerd van opstaande latjes, meestal rond een tuin of hof. [A 25, 4d; monogr.] I-8
omheining van palen tuin: tūn (Kerkrade) Omheining van palen, verbonden door enkele latten of ruwe planken. [A 25, 4c; monogr.] I-8
omheining van takken heg: hɛk (Kerkrade) Omheining van een erf of een stuk land, gevlochten van takken. [A 25, 4b; monogr.] I-8
omhooggaan erop gaan: e-rop joa (Kerkrade) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2