e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omhulsel van het teellid sloek: šlūx (Kerkrade) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omkeerrol keerrol: kiǝrrǫl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), kīrrǫl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), omkeer: omkeer (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Winterslag, Waterschei]), spanwagen: španwān (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Rol aan het eind van de bandtransporteur waarover de band weer wordt teruggevoerd. [N 95, 642; monogr.] II-5
omkeren draaien: drianǝ (Kerkrade), keren: kīrǝ (Kerkrade), omdraaien: ømdriǝnǝ (Kerkrade) Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.] II-1
omslag omslag: ø̜mšlāx (Kerkrade) Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW] II-7
omslagdoek (alg.) omslagsdoek: umsjlaachsdóch (Kerkrade), plag: plak (Kerkrade) omslagdoek || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek onder mantel of jak plaggetje: verkleinwoord  pleksje (Kerkrade) omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omslagdoek over mantel of jak plag: plak (Kerkrade) omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)] III-1-3
omtrek, omvang omtrek: umtrek (Kerkrade), omvang: um⁄vank (Kerkrade), umkreis (du.): um⁄krais (Kerkrade) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] || omtrek || omvang III-4-4
onbelangrijk onwichtig: onwiegtiech (Kerkrade), weinig: wennieg (Kerkrade), winnieg (Kerkrade) niet veel [luttel, min, schriel, weinig] [N 91 (1982)] || van geen belang, niet belangrijk [ongewicht] [N 91 (1982)] || weinig [DC 39 (1965)] III-4-4
onbeleefd ongeschoft: onjesjoeft (Kerkrade) niet wellevend, handelend in strijd met de beleefdheid [onbeleefd, bot] [N 87 (1981)] III-3-1