21846 |
onbeschaafd |
lomp:
lomp (Q121p Kerkrade)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
ongeschoft:
onjesjoeft (Q121p Kerkrade)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
plakkop:
plakkop (Q121p Kerkrade)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
heiter (du.):
haiter (Q121p Kerkrade),
klaar:
kloar (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
helder, licht || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
kapot voezen:
kapot voeze (Q121p Kerkrade)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
prul:
prul (Q121p Kerkrade)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27666 |
onder de douche staan |
poekelen:
pukǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia]),
rug wassen:
røk wɛ̄šǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.]
II-5
|
25496 |
onderbeschuit |
bodem:
boam (Q121p Kerkrade),
onden:
oŋǝ (Q121p Kerkrade)
|
Er was gevraagd naar de "onderkant van de beschuit". Het kan echter zijn dat een enkel woordtype duidt op "beschuit die van het onderste gedeelte van de beschuitbol wordt gebakken". [N 29, 65b]
II-1
|
18584 |
onderbroek |
onderboks:
óngerbóks (Q121p Kerkrade)
|
onderbroek
III-1-3
|
24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
ideosyncr.
vot (Q121p Kerkrade)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|