e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ongaar stuk deeg ziel: ziǝl (Kerkrade) Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.] II-1
ongebluste kalk ongeleste kalk: onjǝlø̜š˱dǝ kalǝk (Kerkrade), onjǝlɛ̄š˱dǝ kalǝk (Kerkrade) Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.] II-9
ongedierte, algemeen ongesiefer: eigen spellingsysteem  onjesiefer (Kerkrade), venstervlieger: eigen spellingsysteem Additie bij vraag 1: = grote mot. Dit zegt men ook aan een opschepper  enne vinstervleijer (Kerkrade) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || klein gedierte [N 26 (1964)] III-4-2
ongehoorzame jongen strop: sjtrop (Kerkrade) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven bijeen liggen: bij ee ligke (Kerkrade), bijeejeleëje (Kerkrade), bijee’ligke (Kerkrade), loog bijee (Kerkrade) samenhokken || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2
ongeluk ongeluk: onjeluk (Kerkrade), onval: onval (Kerkrade) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)] III-1-2
ongelukkige arme kloot: ermekloeët (Kerkrade) iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)] III-1-4
ongeordende hoeveelheid, chaos boel: boel (Kerkrade), kraam: kroam (Kerkrade), ondereen: ongeree (Kerkrade) boel || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] III-4-4
ongeschikt niet gaan: jēt net (Kerkrade) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1
ongevallenwagen rode-kruiswagen: ruǝkrytswān (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Speciale spoorwagon bestemd voor het transport van gewonden. [N 95, 677; N 95, 718] II-5