34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuiken:
kȳxǝ (Q121p Kerkrade)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23231 |
pasen |
ostern (du.):
Oeëstere (Q121p Kerkrade),
pasen:
Poasje (Q121p Kerkrade)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
adroit (fr.):
adret (Q121p Kerkrade),
chic:
sjiek (Q121p Kerkrade),
passen:
pasǝ (Q121p Kerkrade)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
II-7, III-1-3
|
20749 |
pasteitje |
pastetchen (du.):
pasteetsje (Q121p Kerkrade)
|
Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pəstu.ər (Q121p Kerkrade)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
25361 |
pastoorsstuk |
het beste stuk:
ǝt bɛstǝ štøk (Q121p Kerkrade)
|
Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.]
II-1
|
20685 |
patates frites |
frieten:
friette (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
friete (Q121p Kerkrade)
|
Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23542 |
pateen |
pateen (<fr.):
pateen (Q121p Kerkrade),
schaal:
sjoal (Q121p Kerkrade)
|
De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pa:tər (Q121p Kerkrade)
|
pater [RND]
III-3-3
|