e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pin, puntijzer pikkel: pekǝl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), pin: pe.n (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), pen (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]), spits: špets (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]), spitsijzer: špetsīzǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale, Wilhelmina]) De pinvormige ijzeren steekbeitel van de luchthamer. [N 95A, 7; N 95, 760 add.; N 95, 736; monogr.; Vwo 68; Vwo 362; Vwo 604] II-5
pinda oligsnootje: oa’liegs’neus-jer (Kerkrade) olienootjes III-2-3
pink pink: pink (Kerkrade) Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)] III-1-1
pinksterbloem mariabloem: mari’ablom (Kerkrade), pinksbloem: peŋsblom (Kerkrade), pinksebloem: pinksɛblom (Kerkrade), pinksterbloem: peŋkstǝrblom (Kerkrade), -  pinksterblom (Kerkrade) Cardamine pratensis L. Een algemeen voorkomend, veldkersachtig plantje in graslanden, bermen en aan waterkanten met witte tot vaag lilagekleurde kruisbloempjes in trossen op een hol stengeltje en dun blad dicht bij de grond. Het bloeit van april tot juni en varieert in hoogte van 15 tot 50 cm. Niet te verwarren met de (echte) koekoeksbloem (Lychnis flos-cuculi L.; zie het lemma Echte Koekoeksbloem), die op dezelfde plaatsen groeit, maar roze-rode bloempjes heeft met gespleten kroonbladeren. Kroenekraan is de plaastelijke benaming van de kraanvogel. [N 37, 16f; A 17, 3; A 49B, 3; monogr.] || pinksterbloem [DC 17 (1949)] || pinksterbloem, akkerhoornbloem I-5, III-4-3
pinksteren pinksten: Pinkste (Kerkrade) Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)] III-3-3
pinstokken (voor de slee) stikkers: stikker (Kerkrade) pikstokken waarmee de kinderen een slee (waarop ze zitten) voortduwen [N 08 (1961)] III-3-2
pioen pinksroos: pinks’roeës (Kerkrade, ... ), Pioen  pinksɛroeës (Kerkrade), pinks’roeës (Kerkrade) Pioen (Paeonia officinalis L.) I-7, III-2-1
pissebed kelderhansje: kel’derhens-je (Kerkrade), keldervarkentje: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kellerverkschke (Kerkrade), wild varken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  wild verke (Kerkrade), zwaab: ideosyncr.  sjwoape (Kerkrade) Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed || pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit docht: dǫxt (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), stromp: štrompf (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), wiek: wek (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) De lampepit van de veiligheidslamp. [N 95, 249; N 95, 243; monogr.] II-5
pit van een steenvrucht keets: ideosyncr.  kitsj (Kerkrade), kern: ideosyncr.  keer (Kerkrade) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] I-7