21834 |
praatje |
kal:
kal (Q121p Kerkrade)
|
een waarschijnlijk onwaar bericht [praatje, praat, spraak, mare] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19320 |
pralerij |
gestuit:
jesjtuut (Q121p Kerkrade)
|
opschepperij
III-1-4
|
23239 |
predikant |
prediker:
preëdiejer (Q121p Kerkrade)
|
De predikant, prediker, degene die de preek houdt. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23611 |
preek |
predik:
preëdieg (Q121p Kerkrade)
|
De predikatie, de preek [preek, prèèk, preëdich?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23382 |
preekstoel |
predikstoel:
preëdiegsjtool (Q121p Kerkrade)
|
De preekstoel [preek-, prèèk-, predichsjtool?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23641 |
prefatie |
prefation (du.):
prefatiejoeën (Q121p Kerkrade)
|
De door de priester gezongen lofprijzing ter inleiding van de Canon, de prefatie. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21006 |
prei |
breedloof:
breedloof (Q121p Kerkrade),
breed’loof (Q121p Kerkrade),
porrei:
per’ree (Q121p Kerkrade)
|
[DC 13 (1945)]prei
I-7
|
20667 |
preisoep |
breedloofsoep:
breetloof-tsoep (Q121p Kerkrade),
Syst. WBD
breejtloof-tsoep (Q121p Kerkrade)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23612 |
preken |
prediken:
preëdieje (Q121p Kerkrade)
|
Preken, prediken [preeke, prèèke, preëdieje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
27580 |
premie |
premie:
premi (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
premie voor de kou:
premi vy.r dǝ kaw (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Eisden]),
vergütung:
verj˙ȳtuŋ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
warmtegeld:
wɛrmdǝjɛlt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
watergeld:
wasǝrjɛlt (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Premie die de mijnwerker ontving wanneer hij onder bijzondere omstandigheden moest werken. Volgens de invuller uit Q 121 bestonden er op de Domaniale mijn verschillende soorten premies. Zo kende men ondermeer "watergeld", een vergoeding die werd gegeven bij overlast van water in de ondergrondse werken. Het "watergeld" werd uitgedrukt in een percentage van het verdiende akkoord of dagloon; bij de Domaniale mijn was dit 6%. Het "warmtegeld", dat ook in een percentage werd uitgedrukt, werd uitbetaald wanneer men bij een hogere temperatuur dan 28 graden moest werken. In een dergelijk klimaat mocht men slechts zes uur verblijven, bovendien kreeg men droge kleren en werd het werkpunt van water of thee voorzien. De "premie voor de kou" werd uitbetaald wanneer de mijnwerker bij extreem lage temperaturen moest werken. [div; monogr.]
II-5
|