e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
prent(je) beeld(je): bild (Kerkrade), bildsje (Kerkrade) Beeld, plaat, prent, schilderij, foto. || Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)] III-3-2
prentbriefkaart aanzichtkaart: anzichtkaat (Kerkrade) een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)] III-3-1
pret, schik joeks: joeks (Kerkrade), spa (du.): sjpas (Kerkrade, ... ) lol || plezier, pret maken [plezieren, ruizen] [N 85 (1981)] || pret, plezier, grap III-1-4
pretmaker clown: kloon (Kerkrade), jux-broer (< du.): joeks’broor (Kerkrade), lustige (du.), een -: loestieje (Kerkrade) de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)] || pretmaker || zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4
preuts preuts: prötsj (Kerkrade) preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)] III-2-2
prevelen wiespelen: wiespele (Kerkrade) Prevelen. [N 96B (1989)] III-3-3
priem priem: friǝm (Kerkrade) Een puntig werktuig van been dat wordt gebruikt voor het maken van de ronde gaatjes die nodig zijn voor nestelgaatjes of kleermakersknoopsgaten. Ook verwijdert men hiermee rijgsteken. Zie afb. 14. [N 59, 31; monogr.] II-7
priemen muursnoerpennen: m ̇ūršnōrpɛnǝ (Kerkrade), pinnen: p ̇en (Kerkrade), penǝ (Kerkrade), priemen: prēm (Kerkrade) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priesterkoor koor: koer (Kerkrade) Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)] III-3-3
prijzen (mv.) prijzen: pri.zə (Kerkrade) prijzen (mv.) [RND] III-3-2