e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
quatertemperdag vastendag: vaastedaag (Kerkrade) De R.K. vastendag op de eerste woensdag, vrijdag en zaterdag van elk jaargetijde, quatertemperdag. [N 96C (1989)] III-3-3
raad raad: road (Kerkrade) raad III-1-4
raadsel raadsel: röad’sel (Kerkrade) raadsel III-1-4
raadsel(tje) raadsel(tje): e raotsel (Kerkrade), e rèùtselsje (Kerkrade), röadsel (Kerkrade), röd sel-tje (Kerkrade) raadsel [N 07 (1961)] || Raadsel. || raadseltje [N 07 (1961)] III-3-2
raam raam: rām (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]), raambouw: rāmbǫw (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Willem-Sophia]), r˙āmbǫ.w (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), raamwerk: rāmwɛrk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), venster: venstǝr (Kerkrade  [(+)]  ) Ondersteuning, bestaande uit twee stijlen, een kap en een vloerbalk. [N 95, 315; monogr.] || Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.] II-5, II-9
raamwerk geraams: jǝrē̜.ms (Kerkrade) Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e] II-9
raapstelen stelen: sjtieël (Kerkrade) raapstelen I-7
raar, vreemd aardig: a’dieg (Kerkrade), komisch: ko’miesj (Kerkrade), raar: raar (Kerkrade), vreemd: vremt (Kerkrade) eigenaardig, raar || komiek, raar || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4
raaskallen bazelen: bazele (Kerkrade) onzin praten, raaskallen [revelen, raaskallen, wauwelen, lullen, bazelen] [N 87 (1981)] III-3-1
raat raat: raat (Kerkrade) Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.] II-6