e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
riool riool: riejoeël (Kerkrade) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] III-3-1
rit toer (<fr.): toer (Kerkrade) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritsbeitel, kantbeitel kruisbeitel: kryts˱bēsǝl (Kerkrade) Stalen beitel die dient voor het hakken van smalle groeven in metaal. De beitel heeft een enigszins speervormig toelopende punt, die smaller is dan het hechtgedeelte. Zie ook afb. 51. Volgens de invuller uit Q 121 diende de kruisbeitel om ijzer, klinknagels en lassen weg te kappen bij smalle gleuven. De beitel had een lengte die varieerde van 100 mm tot 250 mm. [N 33, 120; N 33, 111; N 33, 116; N 33, 117] II-11
ritselen rasseln (du.): ras⁄sele (Kerkrade), rispelen: ries⁄pele (Kerkrade), ritselen: ritsele (Kerkrade) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen III-4-4
rochelen rochelen: ruchele (Kerkrade), röchele (Kerkrade, ... ) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2
rode aalbes miemelen: miem’mel (Kerkrade), De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).  miemmele (Kerkrade), Himbeere, Johannisbeere  mī.məl (Kerkrade), m‧iməl (Kerkrade), rode wiemeren: roe wiemere (Kerkrade) [DC 13 (1945)]aalbes [N 82 (1981)] I-7
rode biet karoot: kǝrūǝt (Kerkrade), rode kroot: rūǝ krūǝt (Kerkrade) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes wolber: ideosyncr.  wolbere (Kerkrade) De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)] III-4-3
rode bosmier amezeik: eigen spellingsysteem  oamezeek (Kerkrade) bosmier, (grote) rode ~ [stekkedraoger, brak] [N 26 (1964)] III-4-2
rode kool rode kappes: roeëd kappes (Kerkrade), roeə kappes (Kerkrade), rode kool: roe koel (Kerkrade), roekoel (Kerkrade), rood gemeus: roed gemus (Kerkrade), roeêt jemus (Kerkrade) Rode kool (als plant of gewas) [DC 27 (1955)], [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3