e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruilen (als spel) tuisen: toesje (Kerkrade), Zouwe vier toesje? Kinger toesje jeer.  toesje (Kerkrade) Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] || Ruilen. III-3-2
ruilen (als spel): de was mangelen durchdraaien: Vgl. Van Dale: III. mangelen, (veroud. en gew.) ruilen, verwisselen.  døͅrxdriənə (Kerkrade) Mangelen. [ZND A1 (1940sq)] III-3-2
ruimte voor tegengewicht beergang: b˙ērja.ŋk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]) De ruimte in op- en neerbraken waar het tegengewicht van de liftkooi zich langs glijbomen op en neer kan bewegen. [monogr.] II-5
ruisen (van de wind) ruisen: roesje (Kerkrade) het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ruisen van bladeren ruisen: ideosyncr.  roesje (Kerkrade) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: roete (Kerkrade), #NAME?  roete (Kerkrade) Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)] || Ruiten. III-3-2
ruitenzetter glasmaker: jlāsmɛxǝr (Kerkrade), glazer: jlē̜zǝr (Kerkrade) Vakman die ruiten op maat maakt en inzet. De 'ruitenkremer' trok vroeger met zijn 'glaskast' ('glāskas') op de rug langs de dorpen in de omtrek van Sittard om gebroken ruiten te vervangen. [N 67, 98d; monogr.] II-9
ruitijd muit: muǝt (Kerkrade) De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.] I-12
ruk rop: roep (Kerkrade) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind stuifwind: ing sjtoeëf wink (Kerkrade), windstoot: winksjtoeës (Kerkrade) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4