e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rulskar rulskar: rølskār (Kerkrade) Kruiwagen die alleen voor het vervoer van bladeren en hooi gebruikt wordt (zie hiervoor Roukens (1937), pag. 147). Het is een kruiwagen zonder zijwanden of hoofdbord, maar met rondom rechtopstaande staafjes of latjes. De informant uit L 428 merkt op over dit type dat het "voor het ophalen van bladeren, bosgras, hooi, sprokkelhout, enz. Wordt gebruikt; de laadbak bestaat uit ronde stokken, enkele centimeters van elkaar geplaatst, dikke en dunne stokken wisselen elkaar af". Zie voor het woord ruls ook het Sittards Woordenboek s.v. r√∂ls:: "korfhekje van gevlochten tenen of latwerk, geplaatst op kruiwagen e.d. om een grote hoeveelheid van gering gewicht te kunnen vervoeren, b.v. bladeren, hooi, aardewerk etc." Deze kruiwagen komt alleen in het zuiden van Nederlands Limburg voor. [N G, 51 + 52f; N 18, 97a-b; L 16, 19b; A 42, 15; monogr.] I-13
rund rind: reŋk (Kerkrade) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel koevlieg: kouwvlei (Kerkrade) runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)] III-4-2
runderlapjes rindslappen: Syst. WBD  réngs-lappe (Kerkrade) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee rindvee: reŋkviǝ (Kerkrade) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep bouillon: boeljong (Kerkrade), rindvleessoep: Syst. WBD  rénkvleejsj-tsoep (Kerkrade) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: roepsj (Kerkrade), eigen spellingsysteem  roepsj (Kerkrade, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)] III-4-2
rustaltaar bronkaltaar: brónkaltoar (Kerkrade), rustaltaar: rustaltoar (Kerkrade) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten resten: rèste (Kerkrade), rusten: røstən (Kerkrade) rusten [ZND A1 (1940sq)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis kliniek: klieniek (Kerkrade) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1