33496 |
schil van een vrucht |
schaal:
sjaal (Q121p Kerkrade),
velletje:
ideosyncr.
velsje (Q121p Kerkrade)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] || schil, schaal
I-7
|
30569 |
schilder |
aanstrijker:
āštrīxǝr (Q121p Kerkrade),
pinselkweller:
pinzǝlkwęǝlǝr (Q121p Kerkrade)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
30702 |
schilderen, verven |
aanstrijken:
āstrīxǝ (Q121p Kerkrade)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
beeld:
bild (Q121p Kerkrade),
Karte 38.
Bild (Q121p Kerkrade),
schilderij:
sjilderij (Q121p Kerkrade),
šeldəreͅi̯ (Q121p Kerkrade),
Karte 38.
schilderij (Q121p Kerkrade)
|
Beeld, plaat, prent, schilderij, foto. || Gemälde. || schilderij || Schilderij.
III-2-1, III-3-2
|
30573 |
schildersbedrijf, -ambacht |
aanstrijkergeschäft:
āštrīxǝrjǝšɛf (Q121p Kerkrade)
|
[N 67, 99d]
II-9
|
30684 |
schilderskam |
maserkam:
māzǝrkamp (Q121p Kerkrade
[(stalen kam)]
)
|
Grofgetande kam van staal, kurk of rubber die onder meer wordt gebruikt bij het imiteren van hout. Zie ook afb. 99. [N 67, 59]
II-9
|
30576 |
schilderskiel |
kiel:
kēl (Q121p Kerkrade)
|
Lange, witte kiel die vroeger tijdens de schilderwerkzaamheden door de schilder werd gedragen. [N 67, 100a; monogr.]
II-9
|
30572 |
schildersknecht |
gezel:
jǝzɛl (Q121p Kerkrade),
meestergezel:
mēstǝrjǝzɛl (Q121p Kerkrade)
|
[N 67, 99b; monogr.]
II-9
|
30575 |
schilderswerkplaats |
werkplaats:
werǝkplātš (Q121p Kerkrade)
|
De ruimte waar de huisschilder de verf bereidt, zijn voorraden bewaart en in voorkomende gevallen ook verplaatsbare voorwerpen schildert. De werkplaats van een rijtuigschilder is beter ingericht en uitgebreider. Behalve een bergplaats voor materialen en een werkplaats voor verschillende doeleinden is hier een aparte verniskamer. (Zwiers II, pag. 326). [N 67, 99f]
II-9
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
sjilver (Q121p Kerkrade)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|