e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

Gevonden: 6483
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen frans staan: frans štǭn (Kerkrade), fransen: fransǝ (Kerkrade), maaien: mīǝnǝ (Kerkrade) In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86] I-9
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen sloffen: šlufǝ (Kerkrade) [N 8, 80] I-9
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen krammen: kramǝ (Kerkrade) [N 8, 76] I-9
bij opbod verkopen opbieden: opbeie (Kerkrade) bij opbod verkopen (aan de meest biedende) op een veiling [roepen] [N 89 (1982)] III-3-1
bijbel bijbel: biebel (Kerkrade) De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijbelen fabelen: fabele (Kerkrade) Voortdurend en/of langdurig zitten lezen [biebele]. [N 96B (1989)] III-3-3
bijdehante vrouw; bijdehand veeg: veëg (Kerkrade) een vrouw die bijdehand is, die vlug van begrip en handig is [haalover, herp, veeg] [N 85 (1981)] III-1-4
bijeen poten dicht bijeen: dix bęi̯ē (Kerkrade), kort bijeen: kǫt bęi̯ē (Kerkrade) De pootaardappelen dichter bijeen zetten dan men gewoonlijk doet. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [N M, 18a] I-5
bijeenleggen schrabben: sjrabbe (Kerkrade) gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)] III-3-1
bijenkast bijenstok: bęjǝštǫk (Kerkrade) Bewoning voor bijen. In het midden van de vorige eeuw ging men de ouderwetse korven door houten kasten vervangen. Sindsdien zijn er verschillende soorten bijenkasten ontwikkeld. Hoofdtypen in constructie en wijze van werken zijn a) bovenbehandeling, onder andere bekend in Nederland en Engeland, en b) achterbehandeling, onder andere bekend in Duitsland. In hoofdzaak bestaat de moderne bijenkast uit enige boven (soms naast of achter) elkaar geplaatste kamers - bakken zonder deksel en zonder bodem -, met in twee van de vier wanden een sponning, waar de toplatten der raampjes in komen te hangen (De Roever, pag. 172). Een dekplank dekt de bovenste kamer af en een dak beschermt bijen, broed en voorraad tegen regen en wind. [N 63, 2b; N 63, 2 add.; JG 1a + 1b; S 3; Ge 37, 18; monogr.] II-6