28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (Q121p Kerkrade),
zichel:
zexǝl (Q121p Kerkrade),
zikkel:
zikǝl (Q121p Kerkrade)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
27650 |
silicose, stoflongen |
silicose:
silikōze (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
stub:
štøp (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina / Domaniale)]
, ... [Julia]
Q121p Kerkrade
[(Julia)]
[Willem-Sophia]),
stublongen:
štøploŋǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Emma]),
štøplǫŋǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Stoflongziekte. Bij mijnwerkers voorkomende beroepsziekte, bestaande in het afzetten van steenstof in de longen. [N 95, 962; N 95, 963; monogr.]
II-5
|
27834 |
simpel |
bovenlangssimpel:
boǝvǝlaŋszempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
ondenlangssimpel:
oŋǝlaŋssempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
oŋǝlaŋszempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[dit is een dummykloekecode]),
ovenlangssimpel:
oǝvǝlaŋssempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Domaniale]),
oǝvǝlaŋszempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
simpel:
ze.mpǝl (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Laura, Julia]),
zempǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De ontkoolde ruimte onderlangs of bovenlangs de galerij die geheel of gedeeltelijk gevuld wordt met de stenen die bij het drijven van die galerij worden verkregen. Het front van een simpel varieert tussen tien en veertig meter in lengte en moet worden geventileerd met behulp van luchtkokers omdat er geen doortrekkende luchtstroom in aanwezig is. Volgens de invuller uit Q 15 werd een simpel in de mijn Maurits soms bovenlangs, maar meestal onderlangs met het drijven van de galerij meegenomen. [N 95, 454; N 95, 512; N 95, 513; monogr.; Vwo 98; Vwo 274; Vwo 280; Vwo 317; Vwo 318; Vwo 556; Vwo 704; Vwo 743]
II-5
|
27833 |
simpelen |
bovenlangs simpelen:
boǝvǝlaŋs zempǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
ondenlangs simpelen:
oŋǝlaŋs zempǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
simpelen:
zempǝlǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Bij de aanleg van een galerij de steenkool in beide wanden over een grotere breedte wegnemen dan voor de doorsnee van de galerij noodzakelijk is. Het woordtype "ondenlangssimpelen" duidt op de aanleg van een simpel in de wand van de galerij waar de koollaag zich het dichtst bij de vloer bevindt, terwijl de opgave "bovenlangssimpelen" van toepassing is op het werken in de steenkoollaag die zich in de nabijheid van het dakgesteente bevindt. [monogr.]
II-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appeltsien’ (Q121p Kerkrade)
|
sinaasappel
III-2-3
|
31332 |
singeltang |
strektang:
štrɛktsaŋ (Q121p Kerkrade)
|
Stalen tang die bij het stofferen wordt gebruikt voor het spannen van singelband. De tang heeft een platte, geribde bek waarmee het singelband vastgeklemd kan worden tijdens het spannen op het frame. Volgens de invuller uit Q 121 betreft het hier een zeer oude tang die momenteel niet meer in roulatie is. [N 33, 181]
II-11
|
23429 |
sint-jozefaltaar |
jozefaltaar:
joeëzefaltoar (Q121p Kerkrade)
|
Het (zij)altaar dat is toegewijd aan de H. Jozef en waarop of waarboven zijn beeltenis zich bevindt [St.Jozef-altaar]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23400 |
sint-jozefbeeld |
heilige sint-jozef:
hillieje tsint joeëzef (Q121p Kerkrade),
sint-jozef:
tsint joeëzef (Q121p Kerkrade)
|
Een beeld van de H. Jozef. [N 96A (1989)] || Een beeld van St. Jozef. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19420 |
sintel |
krei:
krai̯ (Q121p Kerkrade),
krikkelskool:
krexəlskoͅalə (Q121p Kerkrade)
|
gedeeltelijk uitgebrande kolen || sintel
III-2-1
|
29565 |
sintels |
kraai-oudding:
kraj-ǫadeŋk (Q121p Kerkrade)
|
Geheel of half uitgebrande stukken steenkool. Zie voor het woordtype kraaien ook de toelichting bij het lemma "sintelgat, slakkengat" en voor het tweede deel van het woordtype kraai-oudding (Q 121) RhWb (I), kol. 149, s.v. ɛaltdingɛ, "die angebrannten, aber nicht vollständig ausgebrannten Kohlenstückchen, die in der Asche liegen."' [N 33, 30; N 33, 39]
II-11
|