19801 |
sleutelbos |
sleutelring:
mit sjlussele
sjlusselrink (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sleutelsbond:
vgl Hgd Schlüsselbund
šløsəls˂bont (Q121p Kerkrade)
|
sleutelbos || Sleutelbos (afbeelding) [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
19802 |
sleutelgat |
sleutelslok:
šløsəlslōͅx (Q121p Kerkrade)
|
sleutelgat
III-2-1
|
22868 |
sleuteltol |
dop:
Der dop en der knool, die men ook wel met een touw en stuk hout deed rollen, dragen de zelfde namen.
dob (Q121p Kerkrade),
knool:
Der dop en der knool, die men ook wel met een touw en stuk hout deed rollen, dragen de zelfde namen.
knool (Q121p Kerkrade)
|
Hoe noemde men een dergelijk stuk speelgoed, vroeger wel in sommige streken bekend, dat met behulp van een touw en een houten sleutel in beweging werd gebracht? [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
31391 |
sleutelvijl |
sleutelvijl:
šløsǝlvil (Q121p Kerkrade)
|
Stalen vijl van 10 tot 20 cm lengte voor het bewerken van sloten en sleutels. Het blad van de vijl kan plat, spits-plat of spits toelopend van vorm zijn. De doorsnede ervan is vierkant, driehoekig, rond of halfrond. Zie ook afb. 106. [N 33, 96; N 33, 93]
II-11
|
24952 |
slib, rivierbodem |
schlamm (du.):
sjlam (Q121p Kerkrade),
sloever:
sjloever (Q121p Kerkrade)
|
slib, geheel van de bodembestanddelen die door water worden meegevoerd of zich uit water hebben neergezet, wanneer het nog niet verhard is [slob,blets, blei] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22469 |
sliepuit |
a, beu:
a-beu! (Q121p Kerkrade),
kits, kits:
kiets kiets (Q121p Kerkrade),
Soms versterkt tot alaa-kiets-kiets.
kiets-kiets (Q121p Kerkrade),
kits, kits, kits:
kiets-kiets-kiets (Q121p Kerkrade),
sliep, sliep:
sjliep, sjliep, .... (Q121p Kerkrade),
sliepuit:
sjliep oes (Q121p Kerkrade)
|
Iemand bespotten door met de ene wijsvinger langs de andere te strijken en daarbij te roepen [sliep uit, sliep uit]. [N 88 (1982)] || Sliepuit. || uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)] || uitsliepen: inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 07 (1961)]
III-3-2
|
18022 |
slijm |
slijm:
sjliem (Q121p Kerkrade)
|
Slijm: kleverige taaie stof, als afscheiding van de slijmvliezen (slijm, zwadder). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27140 |
slijpen |
slijpen:
šlīfǝ (Q121p Kerkrade)
|
Hout met waterproof-schuurpapier bewerken. Zie ook het lemma 'Waterproof-schuurpapier'. [N 67, 70b]
II-9
|
31397 |
slijpmachine |
slijpmachine:
šlīfmašiŋ (Q121p Kerkrade
[(om beitels te slijpen)]
)
|
Met behulp van handkracht of elektrisch aangedreven werktuig dat wordt gebruikt om gereedschap te slijpen, metaal te ontroesten, etc. De elektrische slijpmachine is doorgaans voorzien van twee slijpschijven: een grove en een fijne. [N 33, 380]
II-11
|
25352 |
slijpstaal |
staal:
štoǝl (Q121p Kerkrade),
štōl (Q121p Kerkrade)
|
Een ± 40 cm lange stalen pin, voorzien van een handvat. Het oppervlak van de pin is soms wel, soms niet geruwd. Het staal wordt gebruikt om een mes of krabber op aan te zetten. Zie afb. 2. [N 28, 122; N 28, 123; monogr.]
II-1
|