e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluik haar glad haar: glad hoar (Kerkrade), jlad hoar (Kerkrade), kletskop: #NAME?  kletsjkop (Kerkrade), snak haar: snakhaor (Kerkrade), zemelig haar: tsiemelich hoar (Kerkrade) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren doezelen: doezele (Kerkrade), duzzele (Kerkrade), sluimeren: sjloemere (Kerkrade), sjloemmere (Kerkrade), sloemere (Kerkrade), ungeren (ww.): öngere (Kerkrade), middagslaapje houden  öngere (Kerkrade) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen schleichen (du.): sjlieche (Kerkrade) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sjluis (Kerkrade) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiswerk erk: ɛrǝk (Kerkrade) Het hele sluisgestel, bestaande uit verticale stijlen, balken en sluizen, dat het water vōōr het rad moet tegenhouden. Zie ook afb. 67. Volgens Vanderspickken (pag. 75) heeft het woordtype voorslag in P 50, P 51, P 53, P 56, P 58 en Q 77 een engere betekenis: ø̄datgene wat vōōr de sluizen ligt, meer bepaald de sluisbrug.ø̄ Vgl. ook het lemma ɛsluisbrugɛ.' [Vds 33; Jan 30; Coe 19; Grof 51; monogr.] II-3
sluiten (van grond) korst worden: koeësj (Kerkrade) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluiting aan de ovendeur schoude: šǭw (Kerkrade) Getuige de opgaven komen er verschillende manieren van sluiten voor variërend van heel eenvoudige tot meer technische. Volgens de informant van P 56 wordt er daar simpelweg een stok tegen de ovendeur geplaatst. Volgens de zegspersoon uit L 372 gebeurt dit sluiten met een (kløpǝl) door de boer, terwijl de bakker gebruik maakt van een (sxǫw). [N 29, 2c; N 29, 2a; N 29, 2b] II-1
sluitklep boksenslag: bóksesjlaag (Kerkrade) broekklep III-1-3
sluitmand sluitmandel: šlūsmaŋǝl (Kerkrade) In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.] II-12
sluitspeld versicherungsnaald: cf. VD D.-N. s.v. "Sicherheitsnadel  verzicheroengsnóld (Kerkrade), versicherungsspang: verzicheroengssjpang (Kerkrade) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2