31240 |
smidsschoorsteen |
kamin:
kamīn (Q121p Kerkrade),
schoorsteen:
šōrstē (Q121p Kerkrade)
|
Zie de toelichting bij het lemma "smidskap". [N 33, 24; monogr.]
II-11
|
31237 |
smidsvorm, blaasgat |
loftlok:
loflǭx (Q121p Kerkrade)
|
IJzeren pot onder het smidsvuur waardoor de via de blaasbalgpijp aangevoerde lucht naar het vuur wordt geleid. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden werd de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur toegevoerd. De blaasbalgpijp liep daarbij in een verbreed uiteinde uit dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Dit deel van de pijp had dan dezelfde functie als de ijzeren pot onder het smidsvuur. Woordtypen als luchtpijp, blaaspijp en buis verwijzen naar dit onderdeel van de blaasbalgpijp. Met de woordtypen kast, windkast, lochtkast en zwelkast wordt vooral een smidsvorm aangeduid, waarin de door de blaasbalgpijp aangevoerde lucht onder het smidsvuur wordt samengeperst. De luchtstroom naar het smidsvuur kan daarbij met behulp van een luchtregelaar geregeld worden. Zie ook het lemma "luchtregelaar". Om de opening voor de luchtstroom onder in het vuur vrij van sintels te houden, kan een zogenaamde vuurtong zijn aangebracht. Daarmee wordt enerzijds de luchttoevoer geregeld en anderzijds het gat vrijgehouden van sintels en gruis. Zie ook afb. 9 en het lemma "vuurtong". [N 33, 16; N 33, 19; N 33, 22]
II-11
|
31229 |
smidsvuurhaard |
smeedsvuur:
šmets˲vȳr (Q121p Kerkrade)
|
De van metselwerk of van metaal vervaardigde stookplaats met kolenvuur waarin de smid ijzer en ander metaal verhit. De oude smidsvuren bestonden uit een soort gemetseld werkvlak waarin een uitholling, het stookgat, was aangebracht. Aan de zijkant van dit stookgat werd door middel van een pijp lucht toegevoerd. Boven het stookgat bevond zich een gemetselde of metalen kap waarmee de rookgassen via de schoorsteen buiten de smidse konden worden geleid. In de buurt van het stookgat was een koelbak met water aangebracht waarin de gloeiende werkstukken konden worden afgekoeld. Zie ook afb. 6. Bij de modernere smidsvuren wordt de luchtstroom aan de onderzijde van het smidsvuur toegevoerd. De luchtleiding mondt daartoe uit in een onder het stookgat aangebrachte smidsvorm. Zie ook afb. 7 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". De smis(se) met trekblaasbalg werd in het koperslagersbedrijf in Venray (L 210) tot ongeveer 1915 gebruikt. Nadien werkte men met een veldsmidse. [N 33, 9; N 66, 10b; monogr.]
II-11
|
21728 |
smokkelen |
smokkelen:
sjmoekkele (Q121p Kerkrade)
|
verboden goederen, of goederen waarover rechten betaald moeten worden heimelijk over de grens brengen [lörzen, maroderen, smokkelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28187 |
smoordeur |
drosseldeur:
drǫsǝldyǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
smoordeur:
smoordeur (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Emma, Maurits]),
šmōrdyǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Luchtdeur die voorzien is van een schuif of opening waardoor de hoeveelheid door te stromen lucht geregeld kan worden. [N 95, 216]
II-5
|
20493 |
smullen |
moffelen:
móf’fele (Q121p Kerkrade),
smikkelen:
sjmikkele (Q121p Kerkrade)
|
smullen || smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21552 |
snauwen |
scherp:
sjerp (Q121p Kerkrade)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
scherp:
sjerp (Q121p Kerkrade)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
snavel:
sjnavel (Q121p Kerkrade),
sjna’bel (Q121p Kerkrade)
|
snavel || snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20523 |
snee brood |
snede:
sjnei (Q121p Kerkrade),
Verklw. sjnidsje Iech han honger, iech eus ing drüeg sjnei broeëd
sjnei (Q121p Kerkrade),
snede brood:
sjnei brōēt (Q121p Kerkrade)
|
snede brood || snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)]
III-2-3
|