33513 |
sperziebonen |
bonen:
ideosyncr.
boeëne (Q121p Kerkrade),
prinsesbonen:
prinses’boeëne (Q121p Kerkrade),
saladebonen:
sjla’teboeëne (Q121p Kerkrade),
struikbonen:
sjtroech’boeën (Q121p Kerkrade)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || prinsessebonen || slabonen || struikboon
I-7
|
20535 |
spetteren |
smelten:
de botter sjmilsə (Q121p Kerkrade),
spritsen:
sjprietse (Q121p Kerkrade)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
kijl:
kīl (Q121p Kerkrade)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
30443 |
spie van het anker |
kijl:
ki.l (Q121p Kerkrade)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
špeͅi̯əl (Q121p Kerkrade)
|
spiegel
III-2-1
|
30778 |
spiegelglas |
spiegelglas:
špęjǝljlās (Q121p Kerkrade)
|
Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g]
II-9
|
17569 |
spier |
muskel (du.):
eng moeskel (Q121p Kerkrade),
ing moeskel (Q121p Kerkrade),
spier:
eng schpier (Q121p Kerkrade)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
zwegelen:
sjwēəjələ (Q121p Kerkrade)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
de school plenken:
de sjoeël plenke (Q121p Kerkrade),
de school verplenken:
de sjoel verplengke (Q121p Kerkrade),
de school versteken:
de sjoel versteache (Q121p Kerkrade)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nāl (Q121p Kerkrade)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|