e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sperziebonen bonen: ideosyncr.  boeëne (Kerkrade), prinsesbonen: prinses’boeëne (Kerkrade), saladebonen: sjla’teboeëne (Kerkrade), struikbonen: sjtroech’boeën (Kerkrade) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || prinsessebonen || slabonen || struikboon I-7
spetteren smelten: de botter sjmilsə (Kerkrade), spritsen: sjprietse (Kerkrade) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie kijl: kīl (Kerkrade) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spie van het anker kijl: ki.l (Kerkrade) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spiegel spiegel: špeͅi̯əl (Kerkrade) spiegel III-2-1
spiegelglas spiegelglas: špęjǝljlās (Kerkrade) Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g] II-9
spier muskel (du.): eng moeskel (Kerkrade), ing moeskel (Kerkrade), spier: eng schpier (Kerkrade) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiertje trekken zwegelen: sjwēəjələ (Kerkrade) Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] III-3-2
spijbelen de school plenken: de sjoeël plenke (Kerkrade), de school verplenken: de sjoel verplengke (Kerkrade), de school versteken: de sjoel versteache (Kerkrade) wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spijker, nagel nagel: nāl (Kerkrade) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12