e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spitse eind van een ei spits: sjpits (Kerkrade), Sub ai: Aier tietsje: sjpits óp sjpits en vót óp vót.  sjpits (Kerkrade) [Het spitse eind van het ei]. || Het spitse eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)] III-3-2
spitskool chou-pain (fr.): sjapeng’ (Kerkrade), ideosyncr.  sjapeng (Kerkrade), spitskool: ideosyncr.  sjpitskoeël (Kerkrade) De koolsoort met puntig toelopende kroppen; spitskool (spitskool, suikertop, kegel). [N 82 (1981)] || spitskool I-7
spitsmuis spitsmuis: sjpits’moes (Kerkrade) spitsmuis III-4-2
spitsroeden lopen durch de houten molen gaan: Sub mölle.  durch de hultse mölle joa (Kerkrade), durch de houtseren molen gaan: hōtsərə møͅlə (Kerkrade) Spitsroeden lopen. || Tussen twee rijen mensen lopen die een stok hebben en daarmee slaan [door de cordons lopen, door de kardouzen moeten, spitsroeden lopen, spitskar]. [N 88 (1982)] III-3-2
spitten omgraven: ømjrāvǝ (Kerkrade) In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.] I-1
splijtvlakken in de koollaag lagen: loǝgǝ (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) Scheuren in de koollaag die zijn veroorzaakt tengevolge van de gebergtevormende bewegingen in de aardkorst waaraan de koollagen tijdens en na het ontstaan blootgesteld zijn geweest. Door de splijtvlakken is de koollaag als het ware in tegen elkaar liggende lagen of banken verdeeld. Vakkundig gebruik maken van de splijtvlakken beïnvloedt de prestatie van de mijnwerker gunstig. Volgens de informant van Q 15 was het het gemakkelijkste werken als de splijtvlakken parallel liepen aan de transportrichting. Soms kon men dit bevorderen door het gehele pijlerfront iets te draaien. [N 95, 504; monogr.] II-5
splinteren splinteren: špleŋktǝrǝ (Kerkrade) Gezegd van hout wanneer dit splinters afgeeft. Zie ook het volgende lemma. [N 55, 193; monogr.] II-12
splitsing van de stam vork: ideosyncr.  vork (Kerkrade) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] III-4-3
spoelen de was opspoelen: də wɛ̄š˂ opšpø&#x0304lə (Kerkrade) de was opspoelen III-2-1
spoelkop spoelkop: špø̄lkǫp (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Een op het boorwerktuig aangebracht onderdeel dat het mogelijk maakt water via het holle boorijzer in het boorgat te spuiten. [monogr.; N 95, 779] II-5