27839 |
springstof |
geschot:
jǝšǫs (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
munitie:
munitie (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
munition:
munitsiuǝn (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia]),
mǝnytsiuǝn (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia])
|
Ontplofbare stof die wordt gebruikt voor het schieten. De springstoffen worden verdeeld in drie klassen: dynamiet, brisante springstoffen en S.G.P. springstoffen (Defoin pag. 138). Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Veiligheidsspringstof. Wat betreft het woordtype "poeder", deze term was oorspronkelijk van toepassing op springstof die niet in patronen verpakt werd. Deze wordt nu haast niet meer gebruikt maar de benaming is blijven bestaan voor springstof in het algemeen. [N 95, 419; N 95, 420; monogr.; Vwo 609]
II-5
|
24382 |
sprinkhaan |
hooischrik:
häu’sjrek (Q121p Kerkrade),
hooispringer:
häu’sjpringer (Q121p Kerkrade),
sprinkhaan:
sjprinkhaan (Q121p Kerkrade)
|
sprinkhaan [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
sjprossele (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sproeten:
sprosse (Q121p Kerkrade),
sprosze (Q121p Kerkrade)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17915 |
sprokkelen |
zomeren:
zumere (Q121p Kerkrade)
|
Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
27900 |
sprong |
sprong:
sprong (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
šproŋk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Willem-Sophia])
|
Aantal centimeters dat een stijl uit het lood staat. [N 95, 294; monogr.]
II-5
|
21545 |
sprookje |
verteltje:
vertelsje (Q121p Kerkrade)
|
een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21007 |
spruiten |
knopjer:
knöpjer (Q121p Kerkrade),
spruitjeren:
spruusjere (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade)
|
spruitkool, spruiten als gerecht [N Q (1966)]
III-2-3
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
scheuten (krijgen):
ideosyncr.
sjäos (Q121p Kerkrade),
spruiten:
sjproesse (Q121p Kerkrade)
|
bloemknoppen zetten || Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
knopjes:
knöp’sjere (mv.) (Q121p Kerkrade),
spruis:
sjproas (Q121p Kerkrade),
spruitje:
sjpruusjere (Q121p Kerkrade),
sjpruus’-jere (mv.) (Q121p Kerkrade),
spruitkool:
sjproes’koeël (Q121p Kerkrade),
sproeskoel (Q121p Kerkrade)
|
[N Q (1966)]spruit || spruitje || spruitkool
I-7
|
17910 |
spuiten |
sprietsen:
sjprietse (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
spritsen (<du.):
sjprietse (Q121p Kerkrade)
|
persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || spuiten, met kracht door een nauwe opening naar buiten geperst worden, gezegd van water [spruiten, spritsen, sprietelen] [N 81 (1980)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|