21750 |
spuitstuk |
spruits:
sjpreuts (Q121p Kerkrade)
|
de koperen buis aan de slang van de brandspuit [lent] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33515 |
staakbonen |
stekkenbonen:
sjtek’keboeëne (mv.) (Q121p Kerkrade)
|
stokboon
I-7
|
21526 |
staal |
muster (du.):
Van Dale (DN): Muster, 4. staal, monster.
moester (Q121p Kerkrade),
staal:
sjtoal (Q121p Kerkrade)
|
kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30679 |
staalborstel |
staalborstel:
štǫalbøštǝl (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade
[(om roest te verwijderen -- heeft stalen "haren" van ongeveer 3 cm lang)]
)
|
Borstel van staaldraad die onder meer wordt gebruikt bij het roestvrij maken van ijzer. [N 67, 57] || Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11, II-9
|
17819 |
staan |
staan:
stoa (Q121p Kerkrade),
štoa (Q121p Kerkrade),
štôə (Q121p Kerkrade)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
30135 |
staand verband, blokverband |
blokverband:
blǫk˲vǝrbaŋk (Q121p Kerkrade),
eenvoegig blokverband:
ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrbaŋk (Q121p Kerkrade),
staand verband:
štǫant ˲vǝrbaŋk (Q121p Kerkrade),
štǫnt ˲vǝrbaŋk (Q121p Kerkrade)
|
n str'k˲vǝrbant K 353; kopstrekverband: kopstrek˲vǝrbant L 360; kǫpstrek˲- L 414; kopse en gewone laag: kǫpsǝ 'n gǝwōwǝn lāx K 278; %%de volgende term betreft een verband waarbij alle stootvoegen boven elkaar staan%% eenvoegig blokverband: ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrba [N 31, 24c; N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
19805 |
staande klok |
standuhr (d.):
štant˂ūr (Q121p Kerkrade)
|
staande klok
III-2-1
|
30143 |
staande rollaag |
rollaag:
rǫllǫax (Q121p Kerkrade),
steensrollaag:
štę ̝ŋsrǫllǫax (Q121p Kerkrade)
|
Muurafdekking in de vorm van een laag op hun kop staande metselstenen. Woordtypen als 'steensrol' (Q 95), 'steense rollaag' (L 211, L 289, L 290, L 291, L 320a, Q 99*, Q 113) en 'steensrollaag' (Q 39, Q 111, Q 121) verwijzen naar de hoogte van de rollaag. [N 31, 23c; monogr.]
II-9
|
30140 |
staande tand |
staande tand:
štǫandǝ tsaŋk (Q121p Kerkrade),
staande tanden:
štǫandǝ tsɛŋ (Q121p Kerkrade)
|
Eindvlak van tijdelijk onderbroken metselwerk. De uiteinden van de even en oneven lagen wisselen elkaar daarbij regelmatig en loodrecht onder elkaar af. Zie ook afb. 41. [N 31, 28c; N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
26166 |
staander |
rechtoppe:
ręǝt˱opǝ (Q121p Kerkrade
[(meervoud: ręǝt˱opǝ)]
),
schachtroede:
šaxrǫw (Q121p Kerkrade
[(van rondhout)]
),
steigerpaal:
[steiger]pǭl (Q121p Kerkrade
[(meervoud:-pø̜al)]
)
|
De lange, verticaal in of op de grond geplaatste steigerpaal van rondhout of metaal. Zie ook afb. 17. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2a; monogr.]
II-9
|