20125 |
staart |
koestaart:
kǫu̯wštats (Q121p Kerkrade),
staart:
stats (Q121p Kerkrade),
štats (Q121p Kerkrade),
štát (Q121p Kerkrade),
staat:
sjtats (Q121p Kerkrade),
stats (Q121p Kerkrade),
štat (Q121p Kerkrade),
štàts (Q121p Kerkrade)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-11, I-9, III-4-2
|
24250 |
staartmees |
keesmutsje:
kaas?
kîêsmuutsje (Q121p Kerkrade),
staartmeesje:
startmèèske (Q121p Kerkrade)
|
staartmees || staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27523 |
staatstoezicht |
staatstoezicht:
staatstoezicht (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
štātstuzex (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Overheidsinstelling die de controle over de steenkoolmijnen uitoefent. [N 95, 166]
II-5
|
21272 |
stad |
stad:
štat (Q121p Kerkrade)
|
stad [RND]
III-3-1
|
23591 |
staf van de suisse |
staf:
sjtaaf (Q121p Kerkrade)
|
De staf of hellebaard van de suisse [sjtaaf?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
28377 |
stal |
bandkop:
bantkǫp (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
stal:
šta.l (Q121p Kerkrade),
štal (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
štā.l (Q121p Kerkrade)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] || Ruimte waarin de motor van een bandtransporteur kan worden opgesteld. [monogr.]
I-6, II-5
|
27551 |
stalen neuzen in mijnschoenen |
ijzeren muil:
īzǝrǝ mul (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
stalen muil:
štoǝlǝ mul (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
stalen nazen:
štoǝlǝ nāzǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
stalen neuzen:
stalen neuzen (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Versteviging van de mijnschoen op de punt. Wanneer de stalen neus ontbreekt of loszit, voldoet de schoen niet meer aan de eisen. [N 95, 884; monogr.]
II-5
|
29967 |
stalen steigerverbinding |
kettenklam:
kɛtǝklam (Q121p Kerkrade)
|
U-vormige stalen beugel met plaat waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Op de beide uiteinden van beugel is schroefdraad aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2e; monogr.]
II-9
|
24792 |
stalkaars |
kaars:
idiosyncr. kaatsen voor kaarsen cf. I.5, 85
keëts (Q121p Kerkrade)
|
Stalkaars (verbascum thapsiforme 30 tot 180 cm grote plant. De bladeren zijn langwerpig, langs de stengel aflopend, witviltig; de plant heeft grote, uitgespreide bloemen; de bloem heeft 2 lange en kale meeldraden en 3 korte, wollig behaarde meeldraden, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21135 |
stallen |
stellen:
sjtelle (Q121p Kerkrade)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|