e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerkrade

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steenbakker tegelbakker: tsɛjǝlbɛkǝr (Kerkrade) Algemene benaming voor de persoon die bakstenen vervaardigt of een steenbakkerij in eigendom heeft. Jongeneel (pag. 9) merkt over de term brikkenbakker op: ø̄̄Men ontbiedt hier steenbakkers, die op het erf zelf, waar men een huis wil bouwen, van het leem uit den bodem steenen bakken.ø̄̄ [N 98, 2; monogr.; N 30, 52c add.] II-8
steenbakkerij tegelhuis: tsɛjǝlǝs (Kerkrade), tegeloven: tsɛjǝlǭvǝnt (Kerkrade), tegelwerk: tsɛjǝlwęrǝk (Kerkrade) Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.] II-8
steenbakkersklei leem: lēm (Kerkrade) Algemene benaming voor de grondstof waarmee bakstenen vervaardigd worden. Doorgaans wordt alleen de leem gebruikt die direct onder de aardoppervlakte wordt aangetroffen (Donkers, pag. 21). [N 27, 48; N 98, 20; monogr.] II-8
steenbeitel beitel: bēǝsǝl (Kerkrade), breekbeitel: brē̜x˱bēsǝl (Kerkrade) Metalen werktuig om gaten in metselwerk te slaan en om iets uit of af te breken. De steenbeitel is vervaardigd uit een rechthoekige of ronde staaf ijzer die aan de onderzijde is aangepunt. Zie ook afb. 15. Met het woordtype 'rawlplug' wordt waarschijnlijk een 'rawlplugbeitel' bedoeld, een ronde beitel waarmee gaten voor rawlplugs worden gemaakt. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje hennep en jute en worden gebruikt voor het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit harde steen bestaan. [N 30, 16] II-9
steenberg halde: haldǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), steenberg: štēbɛrx (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Julia]) Een hoge steenhoop in de nabijheid van de mijnen waarop het niet gebruikte gesteente wordt gestort. [N 95, 34; Vwo 733; Vwo 742; Vwo 755; Vwo 775; Vwo 798; monogr.] II-5
steendam steendam: štēdam (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), steenpacks: štēpɛks (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), steenrib: štērep (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586] II-5
steengaas ribbenstrek: rebǝštrɛk (Kerkrade), steengaas: štējǭǝs (Kerkrade) Bouwmateriaal dat bestaat uit een rasterwerk van ijzergaas waarbij op de knooppunten kleine kruisvormige lichamen van klei vastgebakken zijn. Steengaas wordt gebruikt voor het vasthouden van pleisterlagen voor plafonds, gewelven, etc. Zie ook afb. 89. 'Ribbenstrek' is volgens Lochtman (pag. 32) een draadweefsel dat het pleisterwerk van een plafond tot steun dient. [monogr.] II-9
steengalerij richtstrek: rixtštrɛk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), rixštręk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]) Een steengang die de hoofdsteengang met de afdelingssteengangen verbindt; zij loopt volgens de strekking van de lagen. [N 95, 943 add.; N 95, 180; monogr.] II-5
steengang querslag: kwēršlāx (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), steengang: štējaŋk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791] II-5
steenganghouwer houwer in het steenwerk: hø̜jǝr en ǝt štēwɛrk (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), steenhouwer: štēhø̜jǝr (Kerkrade  [(Wilhelmina / Domaniale)]   [Domaniale]), štēhǫjǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Houwer die in het gesteente werkzaam is. Hij drijft daar niet alleen de steengangen, maar bijvoorbeeld ook pompenkamers en laadplaatsen. [N 95, 793; N 95, 927; Vwo 73; Vwo 183; Vwo 736; Vwo 740; monogr.] II-5