29595 |
steenbakker |
tegelbakker:
tsɛjǝlbɛkǝr (Q121p Kerkrade)
|
Algemene benaming voor de persoon die bakstenen vervaardigt of een steenbakkerij in eigendom heeft. Jongeneel (pag. 9) merkt over de term brikkenbakker op: ø̄̄Men ontbiedt hier steenbakkers, die op het erf zelf, waar men een huis wil bouwen, van het leem uit den bodem steenen bakken.ø̄̄ [N 98, 2; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|
29594 |
steenbakkerij |
tegelhuis:
tsɛjǝlǝs (Q121p Kerkrade),
tegeloven:
tsɛjǝlǭvǝnt (Q121p Kerkrade),
tegelwerk:
tsɛjǝlwęrǝk (Q121p Kerkrade)
|
Algemene benaming voor de plaats waar of de fabriek waarin bakstenen vervaardigd worden. Een aantal opgaven is mogelijk specifiek van toepassing op de oven waarin het bakproces van de kleiprodukten plaatsvindt. [N 98, 1; monogr.; N 30, 52c add.]
II-8
|
29610 |
steenbakkersklei |
leem:
lēm (Q121p Kerkrade)
|
Algemene benaming voor de grondstof waarmee bakstenen vervaardigd worden. Doorgaans wordt alleen de leem gebruikt die direct onder de aardoppervlakte wordt aangetroffen (Donkers, pag. 21). [N 27, 48; N 98, 20; monogr.]
II-8
|
29955 |
steenbeitel |
beitel:
bēǝsǝl (Q121p Kerkrade),
breekbeitel:
brē̜x˱bēsǝl (Q121p Kerkrade)
|
Metalen werktuig om gaten in metselwerk te slaan en om iets uit of af te breken. De steenbeitel is vervaardigd uit een rechthoekige of ronde staaf ijzer die aan de onderzijde is aangepunt. Zie ook afb. 15. Met het woordtype 'rawlplug' wordt waarschijnlijk een 'rawlplugbeitel' bedoeld, een ronde beitel waarmee gaten voor rawlplugs worden gemaakt. De beitel wordt tijdens het slaan steeds een weinig gedraaid. Rawlplugs bestaan uit een stijf pennetje hennep en jute en worden gebruikt voor het bevestigen van voorwerpen aan muren die uit harde steen bestaan. [N 30, 16]
II-9
|
27392 |
steenberg |
halde:
haldǝ (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits]),
steenberg:
štēbɛrx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Een hoge steenhoop in de nabijheid van de mijnen waarop het niet gebruikte gesteente wordt gestort. [N 95, 34; Vwo 733; Vwo 742; Vwo 755; Vwo 775; Vwo 798; monogr.]
II-5
|
27964 |
steendam |
steendam:
štēdam (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
steenpacks:
štēpɛks (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Maurits]),
steenrib:
štērep (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Een soort galerijbeveiliging bestaande uit twee evenwijdig aan de galerij lopende steenmuren waartussen een steenvulling is aangebracht. De steenmuren moeten met de hand worden opgetrokken en zijn samengesteld uit brokken steen. [N 95, 586]
II-5
|
30568 |
steengaas |
ribbenstrek:
rebǝštrɛk (Q121p Kerkrade),
steengaas:
štējǭǝs (Q121p Kerkrade)
|
Bouwmateriaal dat bestaat uit een rasterwerk van ijzergaas waarbij op de knooppunten kleine kruisvormige lichamen van klei vastgebakken zijn. Steengaas wordt gebruikt voor het vasthouden van pleisterlagen voor plafonds, gewelven, etc. Zie ook afb. 89. 'Ribbenstrek' is volgens Lochtman (pag. 32) een draadweefsel dat het pleisterwerk van een plafond tot steun dient. [monogr.]
II-9
|
27783 |
steengalerij |
richtstrek:
rixtštrɛk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
rixštręk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een steengang die de hoofdsteengang met de afdelingssteengangen verbindt; zij loopt volgens de strekking van de lagen. [N 95, 943 add.; N 95, 180; monogr.]
II-5
|
27784 |
steengang |
querslag:
kwēršlāx (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Julia]),
steengang:
štējaŋk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
De term steengang wordt in de Belgische mijnen gebruikt voor iedere gang die door het gesteente wordt aangelegd: "In Belgisch-Limburg zegt men "steengang" voor al de tunnels doorheen de steenrots gegraven" (Defoin pag. 29). In de Nederlandse mijnen maakt men een onderscheid tussen steengangen en steengalerijen. Een steengang is een mijngang in het gesteente, die dwars op de strijkrichting van de koollagen wordt gedreven. De koollagen worden door een steengang dus doorsneden. Een steengalerij daarentegen loopt evenwijdig aan de strijkrichting van de koollagen (zie ook het lemma Steengalerij): "In Nederlands-Limburg slaan de termen "gang" en "galerij" niet op de steenrots of op de kolenlaag, maar wel op de al dan niet haakse richting ten opzichte van de steenbanken, zodat men er steengangen en steengalerijen heeft" (Defoin pag. 29). [N 95, 180; N 95, 795; N 95, 372; monogr.; Vwo 298; Vwo 335; Vwo 735; Vwo 791]
II-5
|
27788 |
steenganghouwer |
houwer in het steenwerk:
hø̜jǝr en ǝt štēwɛrk (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Winterslag, Waterschei]),
steenhouwer:
štēhø̜jǝr (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina / Domaniale)]
[Domaniale]),
štēhǫjǝr (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Houwer die in het gesteente werkzaam is. Hij drijft daar niet alleen de steengangen, maar bijvoorbeeld ook pompenkamers en laadplaatsen. [N 95, 793; N 95, 927; Vwo 73; Vwo 183; Vwo 736; Vwo 740; monogr.]
II-5
|